woensdag 1 april 2015

David op de vlucht

David heeft tot twee keer toe Saul gespaard. Maar hij is er niet meer zo zeker van, dat Saul ook hem zal sparen. Dus trekt hij naar het land van de aartsvijand, het land van de Filistijnen. En inderdaad, daar zoekt Saul hem niet.
David krijgt een staf cadeau van de koning daar. Af en toe voert hij rooftochten uit. Hij doodt daarbij iedereen. Man, vrouw, kind. Zo kunnen ze tenminste David niet verraden. Die zegt tenslotte tegen de koning, dat hij de Israëlieten berooft.

Een heel andere kant van David, een bijzonder onsympathieke kant. Een kant die je maar moeilijk kunt verenigen met de kant van David, de musicus.

Uiteindelijk komt het moment der waarheid, zo lijkt het tenminste: de Filistijnen trekken ten strijde en de koning neemt David mee. Maar dat willen de andere Filistijnen niet. Straks keert hij zich midden in de strijd tegen ons, zeggen ze, laat die man maar thuis. David wordt teruggestuurd, en dat is maar goed ook. Want een ander volk heeft van de afwezigheid van David en zijn mannen geprofiteerd door zijn stad aan te vallen en leeg te roven. Have en goed, mensen en vee, allemaal worden ze meegenomen. David gaat ze achterna en richt, zoals wel vaker in de Bijbel gebeurt, een ware slachting aan. Van de vroege ochtend tot de late avond.

Ondertussen zijn de Filistijnen aan de winnende hand in het vaderland van David. Saul wordt zo wanhopig dat hij zijn eigen besluiten over het verjagen van waarzeggers negeert en op zoek gaat naar een waarzegster. Die roept Samuël voor hem op. En die vertelt Saul, dat God niet meer met hem is. Dat God nu met David is.
Sauls zoons komen om in de strijd, ook Jonathan, de grote vriend van David. David heeft Jonathan gezworen dat hij zijn familie in leven zal laten. Maar de Filistijnen hebben die gelofte niet gedaan. Saul stort zichzelf in het zwaard en zijn zwaarddrager volgen dat voorbeeld.
De Filistijnen zijn uitzinnig van vreugde als ze ontdekken dat ze de koning van de Israëliërs en zijn zoons hebben gedood. De wapenrusting wordt tentoongesteld in de tempels. Ze nemen hun lijken mee en stellen ze tentoon op de muren.

En dan, dan komt er een heel mooi stuk: De inwoners van een Israëlische stad horen wat er gebeurd is met de lijken, al hun krijgslieden gaan op weg, lopen de hele nacht door en halen de lijken van de stadsmuur af. Ze gaan met de lijken terug naar hun stad en verbranden ze daar. Het gebeente begraven ze.

En de laatste zin van Samuël I wordt dan: Toen vastten zij zeven dagen lang.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten