dinsdag 31 maart 2015

David spaart Saul tot twee keer toe

David vlucht voor Saul, want Saul wil hem dood hebben. Saul hoort, dat een priester iets voor David gedaan heeft en wil de priester door zijn dienaren laten doden. Die weigeren: je gaat toch geen man van God doden. Dan laat Saul de priester doden door de man die hem tegen de priester gewaarschuwd heeft. Die doet dat meteen. En doodt ook zijn hele familie, op bevel van Saul. Eén iemand blijft over en weet David te vertellen wat er gebeurd is.

 Dan hoort David, dat de Filistijnen tegen één van de stammen van Israël strijden. Hij wil ze aanvallen, maar zijn manschappen willen aanvankelijk niet mee. David raadpleegt God een paar keer en komt tot de slotsom, dat hij de Filistijnen moet aanvallen. Zijn manschappen strijden met hem en winnen. En wat doet Saul? Zegt hij: dank je wel, schoonzoon? Nee, hij haast zich na de slag naar de stad om David te verslaan. Maar David ontkomt. En Saul gaat maar weer naar huis.

Dan komt Jonathan bij David op bezoek. De twee mannen zweren elkaar trouw. Mannen die David gezien hebben, komen Saul vertellen waar hij is. Saul gaat meteen op zoek. Hij komt gevaarlijk dichtbij. Uiteindelijk trekt David aan de ene kant om de berg en wil Saul net om de andere kant heentrekken, wanneer hij een bericht krijgt: de Filistijnen vallen aan. Haastig keert Saul terug, waarmee David gespaard wordt.

Saul verslaat de Filistijnen en gaat opnieuw op zoek naar David. Die verstopt zich. Uiteindelijk gaat Saul de grot binnen waar David met zijn mannen zit. Zonder het te merken. Davids mannen stellen voor dat David Saul doodt, maar die weigert: dat kan toch niet, Saul is de gezalfde van God. Aan de andere kant kan hij de verleiding niet weerstaan om Saul te laten weten, dat hij vlakbij was. Hij snijdt een stuk van de mantel van Saul, zonder dat die het merkt. En dan, als Saul en zijn leger op veilige afstand zijn, roept David Saul en laat hem het afgesneden stuk van zijn mantel zien.
Saul schaamt zich, dat hij David heeft verdacht. Hij laat David zweren, dat hij Sauls nakomelingen niets zal doen. Dat zweert David. En Saul gaat weg.

Later, nadat David getrouwd is met Abigail en zijn eerste vrouw Michal, de dochter van Saul, door haar vader aan een ander is uitgehuwelijkt, gaat Saul weer op zoek naar David. David slaat hem en zijn mannen gade, als ze in een legerkamp zitten. 's Nachts sluipt David dat legerkamp binnen, samen met zijn krijgsoverste. Hij haalt de speer van Saul weg en zijn kruik en de twee mannen verdwijnen weer uit het kamp. De volgende dag roept David Saul van verre en vertelt hem, dat zijn mannen niet goed opgelet hebben. Hij had hem kunnen doden en hij heeft het niet gedaan. Weer heeft Saul berouw, weer betuigt hij zijn spijt. En weer keert hij terug naar huis.

In eerdere stukken van de Bijbel lees ik, dat God iemand laat volharden in zijn dwalingen. Bijvoorbeeld bij Exodus, bij de Farao. Hier lees ik dat niet. Maar het lijkt hetzelfde te zijn.

David, Saul en Jonathan

Het gaat niet goed met Saul. Hij is jaloers op David en denkt: straks wordt hij nog koning!
In werkelijkheid is David al door Samuël tot koning gezalfd, en het is maar goed dat Saul dat niet weet.
Saul stuurt hem telkens op gevaarlijke missies, in de hoop dat David daarbij zal sterven.
Maar nee, David keert telkens zegevierend terug. Het volk zingt zijn naam, zingt, dat hij nog geweldiger is dan koning Saul.
We horen niet, dat David zich op zijn overwinningen laat voorstaan. Maar Saul is en blijft jaloers. Hij krijgt enorme woede aanvallen.
En dan is ook nog eens zijn zoon Jonathan op de hand van David. Van begin af aan vatten de twee een diepe vriendschap voor elkaar op. Ik heb ooit gehoord, dat het meer dan dat was, een homoseksuele liefde, maar tot nog toe maak ik dat niet op uit wat ik lees. Zeker niet uit het gedrag van David. Ja, de twee kussen elkaar, maar er wordt wel vaker in de Bijbel door mannen gekust. En David trouwt met een dochter van Saul.

Maar goed, Saul dus huwelijkt eerst zijn oudste dochter uit aan David. Om haar op de dag van de bruiloft met iemand anders te laten trouwen. Dan huwelijkt hij hem uit aan een andere dochter, die smoorverliefd op hem is en hem verbergt voor haar vader als dat nodig. Zijn kinderen zijn net als de rest van Israël: op de hand van David.
Maar David is trouw aan Saul. En Saul ziet dat niet. Hij kan alleen zijn eigen jaloerse gedachtengang volgen.

En richt zo zichzelf te gronde.

zondag 29 maart 2015

Saul

Van begin af aan gaat het niet goed met het koningschap van Saul.

Eerst wil Samuël helemaal geen koning. Maar het volk dringt zo aan, dat hij overlegt met God en dan zwicht.
Saul probeert het goede te doen, maar laat zich, volgens de Bijbel althans, teveel beïnvloeden door het volk. Dus in plaats van te wachten totdat Samuël komt om de zalving uit te voeren, brengt hij offers zodra hij zijn volk ziet vertrekken.
Fout, zegt Samuël, je had moeten wachten.

Hij verwoest een stad en spaart de koning. En neemt het beste mee om te offeren.
Fout, zegt Samuël, iedereen doden, had God gezegd. En ook alle vee. Wat is nou belangrijker voor God, denk je? Offers ontvangen of weten dat er naar je geluisterd wordt?

Het volk heeft Saul gezworen niet te eten totdat de avond van die dag is gevallen en de vijand is verslagen. Jonathan, zoon van Saul, weet daar niets van. Hij eet van de honing. Vervolgens trekt God zich terug van Saul. Samuël wordt er bijgehaald en er wordt ontdekt dat Jonathan heeft gegeten.
Niemand had het mij verteld, zegt Jonathan. Jammer dan, zegt zijn vader, ik heb gezworen dat degene die toch had gegeten gedood moet worden.

Fout, zegt het volk, Jonathan heeft eerder vandaag een heldendaad verricht. Hij heeft ons gered van de Filistijnen. Jonathan mag niet dood.

En Saul zwicht.

En God straft dit keer niet.

zaterdag 28 maart 2015

Herhaling van zetten

Droevig. Over Eli lazen we, dat zijn twee zoons het verkeerde pad op gingen. Ze waren in naam priesters, maar in werkelijkheid inhalige types, die ook delen van offers opeisten, waar ze geen recht op hadden. De zoons van Eli komen om bij een gevecht en Eli sterft als hij dat te horen krijgt.

Nu hebben we Samuël, zijn opvolger. Ook Samuël heeft twee zoons. En ook die gaan het verkeerde pad op.

Maar dan wordt het verhaal anders. Want het volk heeft het in de gaten. En zegt tegen Samuël, dat zijn zoons hem niet mogen opvolgen. Nee, ze willen een koning. Net zo een als de andere volkeren hebben. En er is nog meer anders. Want God straft Samuël niet. God zegt tegen Samuël, dat hij het volk maar een koning moet geven, als het dat zo nodig wil. Hij laat Samuël wel waarschuwen. Uiteraard zijn de waarschuwingen tegen dovemansoren gericht.

Dan wordt er een koning door God gekozen, Saul. Uit de kleinste stam van Israël, Benjamin. Niet alle Israëliërs zijn even blij met hem. Maar ze volgen hem als hij ten strijde trekt tegen de Ammonieten. Als Saul met zijn leger de Ammonieten heeft verslagen, vindt het volk, dat de mensen gedood moeten worden die hem niet als koning wilden. Maar dat vindt Saul niet nodig. Vandaag is een dag van blijdschap.

Samuël waarschuwt het volk nog een laatste keer. Hij heeft dan wel Saul gekroond, maar het volk had aan God genoeg moeten hebben. Het volk beeft, als God op verzoek van Samuël regen en donderslagen op hen neer laat komen. Maar Samuël verzekert het volk, dat hij voor ze zal blijven bidden.

En nu heeft het volk dus een aardse koning.

vrijdag 27 maart 2015

Slepen met de Ark

Het gaat niet goed met Israël. Eli is Richter van het land, maar weet zijn eigen zoons niet in toom te houden. De Filistijnen vechten met de Israëliërs en ... winnen!
In uiterste wanhoop laten de Israëliërs de Ark komen. Het lijkt even te werken, want de Filistijnen zijn erg bang vanwege het gejuich uit het andere kamp. Maar, besluiten ze dan, ze zullen extra hard vechten. En dat doen ze. En opnieuw winnen ze. De twee zoons van Eli komen bij het gevecht om. En de Filistijnen nemen de Ark mee.
Zodra Eli dit nieuws hoort, de roof van de Ark en de dood van zijn twee zoons, stort hij dood ter aarde. Er is geen Richter meer.

Ondertussen gaat het niet goed met de Filistijnen. Ze zetten de Ark eerst neer in een tempel. De volgende dag ligt hun god met zijn gezicht omlaag voor de Ark. De Filistijnen zetten het beeld overeind. De volgende dag ligt het beeld weer voor de Ark, dit keer zonder hoofd en zonder handen. Vervolgens krijgen de Filistijnen overal builen. De Ark wordt weggestuurd. Maar, overal waar de Ark terechtkomt, hebben de Filistijnen er last van.

Uiteindelijk raadplegen ze hun priesters en die adviseren het beeld terug te sturen naar Israël. Met genoegdoening in zilver. En dat gebeurt.

Het gedeelte van het slepen met de Ark is nog enigszins om te lachen. Maar wat dan volgt, is niet leuk. De Ark komt aan bij de Israëliërs en - alle Israëliërs die de Ark gezien hebben sterven. Want dat mag niet, dat 'gewone' Israëliërs de Ark aanschouwen.

Ben je net zo blij dat de Ark weer bij je volk is, kost het ook jou je leven.

donderdag 26 maart 2015

Het Magnificat van het Oude Testament

Het blijft nog even rustig in de Bijbel.
Niet dat alles koek en ei is. Zelfs de priesters zijn verworden. Ze trekken zich niets aan van de regels rond de offers en eisen meer dan hun deel.
Niet Eli. Maar Eli is wel de vader van die foute priesters, en krijgt ze niet in het gareel.

In die omgeving groeit Samuël op. Samuël, verwekt bij een vrouw die jarenlang onvruchtbaar was, Hanna. Ze had een lieve man. Hij vond het niet erg, dat ze onvruchtbaar was. Hij hield gewoon van haar.
Het feit dat hij bij een andere vrouw wel kinderen had, hielp misschien ook.
Die andere vrouw treitert Hanna. Jij kunt geen kinderen krijgen, ik wel.
Tot zover het waanidee dat het allemaal zoveel beter zou gaan als vrouwen aan de macht zouden komen.

Maar wat mij het meeste opvalt in de eerste drie hoofdstukken van Samuël, is het lied dat Hanna zingt. Het komt op mij over als een tegenhanger van het Magnificat van Maria in het Nieuwe Testament. Natuurlijk is het omgekeerd: het Magnificat van Maria lijkt gemodelleerd naar het lied van Hanna in Samuël.
Fier staat ze daar, Hanna, de vrouw die altijd verdrietig was omdat ze geen kind kon krijgen. Maar nu, nu ze zwanger is, neemt ze wraak op de vrouw die haar treiterde: "zelfs een onvruchtbare baart er zeven, maar wie rijk was aan kinderen, verwelkt." Daar kan haar medevrouw het mee doen.
Maar het gaat Hanna niet alleen om de medevrouw, ze komt in opstand tegen de status quo. Ze lijkt te voorzien, dat het leven anders gaat worden in de jaren die komen.

Nooit geweten, dat het Magnificat van Maria zo'n mooie voorganger had.

woensdag 25 maart 2015

Rust

Een heerlijk boek, tussen al het geweld dat we tot nog toe te lezen kregen: Ruth.
Het is al jaren mijn favoriete Bijbelboek.
Komt door Ramses Shaffy, die in het programma van de Ikon, Woord voor Woord, Boaz speelde. In die aflevering stuurt Ruths schoonmoeder, Naomi, haar naar de dorsvloer om in de buurt van Boaz te gaan slapen. Ruth beseft duidelijk de betekenis niet, en doet, wat haar schoonmoeder haar vraagt. Boaz legt haar de betekenis uit. Het trof me, dat hij dat zo lief en vriendelijk deed.

Ruth is het verhaal van de ideale schoondochter. Als Naomi terugkeert naar Israël, gaat Ruth met haar mee. Eerst samen met haar schoonzus, dan, als de schoonzus toch ingaat op de aansporingen van haar schoonmoeder terug te keren naar haar eigen volk, alleen. En ze blijft niet alleen bij haar schoonmoeder, ze werkt ook hard om zichzelf en Naomi te onderhouden. Ze gaat aren lezen bij een boerderij in de buurt van de stad.

Boaz merkt haar op. En mijn romantische hart ziet al meteen de liefde van Boaz opbloeien. De knechten mogen niet onbeschoft tegen haar doen, ze moeten extra graan voor haar achterlaten. En ga zo maar door.
Naomi heeft het ook in de gaten. Ze weet, dat Boaz in de verte familie is van haar overleden echtgenoot. En ze bedenkt een plan. Ze stuurt de nietsvermoedende Ruth naar de dorsvloer.
Als Boaz haar heeft ontdekt, beheerst hij zich en legt Ruth uit dat hij niet de eerste is die met haar zou moeten trouwen. Er is een man, die een nadere bloedverwant is dan hij. De volgende dag gaat Boaz naar de stadspoort en wacht totdat die man langskomt. Hij heeft zich ook al van het gezelschap van een aantal oudsten van de stad verzekerd, zodat zij eventueel over de komende gebeurtenissen kunnen getuigen.
De andere man komt langs en Boaz vertelt hem, dat het land van Naomi's echtgenoot vrijkomt. Wil die man dat kopen? Dat wil hij wil. Boaz ziet Ruth aan zich ontglippen en zegt dan, dat als de andere man het land wil kopen, dat hij dan ook Ruth zal moeten huwen. Daar heeft de andere man geen zin in. Het wordt namelijk een leviraatshuwelijk, wat betekent dat de eerstgeboren zoon van de stam van de zoon van Naomi zal worden.
Boaz is door de weigering van de ander nu wel de meest nabijgelegen bloedverwant en hij trouwt graag met Ruth.

Naomi wordt bewonderd door de vrouwen van de stad. Zij is erin geslaagd toch kleinkinderen te krijgen. Wat wil je ook, met een geweldige schoondochter als Ruth?

Je zou kunnen redeneren dat Ruth, door de hele tijd gehoorzaam te zijn, zo ver is gekomen. Ik volg die redenatie niet. Ruth blijft bewust bij Naomi. Ze kan die vrouw niet in de steek laten. Voor mij is dat geen gehoorzaamheid, maar grote trouw.
Ook later, als ze aren gaat lezen, gaat het niet alleen om gehoorzaamheid. Ze werkt heel hard. Daarom valt ze Boaz ook op.

Verder overlegt Boaz met haar. Hij zegt niet: 'Ik ga dat en dat doen, en je hoort nog van me.' Nee, hij vertelt wat hij wil doen en vraagt Ruth of ze het daar mee eens is. Ruth heeft dus een keuze.

En die maakt ze.


dinsdag 24 maart 2015

Gruwelijk

Toen ik nog in Groningen werkte, bij de vakgroep Mediaevistiek van de Rijksuniversiteit Groningen, promoveerde daar een aio. Hij was theoloog. In de stellingen bij zijn proefschrift had hij opgenomen: Richters 19:1-30. Ik meen me te herinneren als bewijs van de stelling dat ook op heteroseksueel gebied gruwelijke dingen in de Bijbel worden verhaald. Ik begon nietsvermoedend te lezen.
Soms spookt het stuk nog door mijn hoofd. Als bewijs, dat er in de Bijbel gruwelijke zaken staan.

Een bijvrouw loopt weg van haar man. Hij haalt haar terug. Hij overnacht op de terugweg met knecht en bijvrouw bij een oude man in Gibea, een stad van de stam Benjamin. Een aantal mannen uit de stad komen en eisen de mannelijke gast op. De gastheer wil daar niet aan. Ze kunnen zijn dochter krijgen, die nog maagd is, en de bijvrouw. Maar zijn mannelijke gast, nee, dat gaat niet.
Dat is wat mij betreft al de eerste schok. Altijd heb ik geleerd dat mannen hun vrouwen moeten verdedigen, en hier worden ze zelfs aangeboden.
De mannen worden steeds opdringeriger en wat doet de mannelijke gast: hij gooit zijn vrouw naar buiten en sluit haastig de deur. De mannen vergeten dat ze een man wilden verkrachten en verkrachten in zijn plaats zijn bijvrouw.
Dan komt de, wat mij betreft ergste zin van het hele hoofdstuk: '... zie, daar lag de vrouw, zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel.'

Met haar handen op de drempel.

Troost hij haar? Nee, hij zegt: Sta op, we gaan. En als ze niet reageert, legt hij haar op zijn ezel en rijdt zo met haar naar huis.
Het staat er niet, maar ze is kennelijk al dood.
De volgende zin staat wat mij betreft op de tweede plaats qua gruwel:
Thuis gekomen, greep hij een mes, nam zijn bijvrouw, verdeelde haar, lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israël.
Dat een man zo kan handelen met de vrouw met wie hij heeft geslapen, zegt voor mij veel over de reden waarom ze bij hem is weggegaan.

De Israëlieten reageren geschokt op de lichaamsdelen die hen zijn toegestuurd. Ze vragen de man wat er is gebeurd. Wat zegt hij? 'Mijn vrouw is mij ontrouw geworden. Ik heb haar opgehaald. Op de terugweg wilden mannen mij verkrachten en ik heb haar in mijn plaats gegeven?
Nee, hij zegt: ik heb in Gibea overnacht. Daar wilden mannen mij vermoorden. En ze hebben mijn bijvrouw zodanig verkracht, dat ze eraan overleden is.
Ja, het is waar, maar een deel van het verhaal.

En dit alles, waar deze man zo medeschuldig aan is, wordt aangegrepen om een oorlog te voeren tegen een broedervolk.
En als vervolgens bijna het hele broedervolk is uitgemoord, vinden de Israëlieten dat toch wel erg en bedenken ze manieren om de overgebleven mannen van de stam Benjamin nageslacht te geven. Die ene stam die niet meegemoord heeft, die moorden ze uit, op de maagden na. Dat worden de vrouwen van de Benjaminieten. Dan is er nog niet genoeg, maar ook dat lossen onze helden wel op: de meisjes van Silo gaan een jaarfeest voor God vieren. Schaak ze dan maar, zeggen ze tegen de Benjaminieten. Dan komen wij onze belofte na dat we jullie onze vrouwen niet zullen geven, en dan hebben jullie genoeg vrouwen.

Fijn, heel fijn.

Gelukkig mag ik morgen Ruth gaan lezen.



maandag 23 maart 2015

Simson - Samson voor de katholieken

Het was zo'n heerlijk verhaal vroeger op de lagere school, zoals die toen nog heette. Samson (ik ben van katholieke huize) die door zijn eigen vrouw verraden werd. Zij wist dat als je zijn haren afknipte, dat hij dan niet meer zo enorm sterk was.
En dan die fantastische scène, in de tempel. De Filistijnen stellen Samson ten toon, hij doet nog een laatste poging en trekt de hele tempel om. Daar gaat hij zelf wel bij dood, maar die Filistijnen ook. Net goed.

Heerlijk, je wist zó wat goed en wat kwaad was.

Vanavond heb ik het stuk als volwassen mens gelezen. Ik denk er nu toch wat anders over.

Samson wilde met een Filistijnse vrouw trouwen. De tegenargumenten van zijn ouders wuift hij weg. Niks een vrouw uit zijn eigen volk. Gemakshalve vergeet hij, dat God heeft gezegd dat de Israëliërs niet buiten hun eigen volk mochten trouwen.
Er komt een groot huwelijksfeest. Samson geeft een raadseltje op aan de Filistijnen die uitgenodigd zijn voor de maaltijd. De inzet is dertig boven- en onderkleden. Door de Filistijnen aan Samson te geven als zij het raadsel niet kunnen oplossen, door Samson aan de Filistijnen te geven als ze het wel oplossen.
De Filistijnen weten het antwoord niet. Leggen ze hutje bij mutje om die dertig boven- en dertig onderkleden te krijgen? Nee hoor. Ze worden boos en bedreigen de vrouw van Samson. Die zeurt Samson net zo lang aan zijn hoofd, totdat hij het haar vertelt.
Als de dag komt, dat de Filistijnen de oplossing van het raadsel moeten geven, hebben ze het antwoord paraat. Samson weet meteen dat ze dat nooit zelf hebben bedacht. Hij geeft de kleden, maar hoe: hij doodt er dertig Filistijnen voor. In mijn Bijbel staat hierover: 'En de Geest des Heren greep hem aan.' De Geest des Heren??
Vervolgens gaat hij weg, zijn vrouw achterlatend. Omdat hij maar niet terug komt, geeft haar vader haar gemakshalve aan de bruidsjonker ten huwelijk. Als Samson na een lange tijd besluit zijn vrouw weer op te zoeken, vertelt haar vader hem dat hij haar allang met een ander heeft laten trouwen. Samson wordt weer boos en slaagt erin de korenvelden en olijftuinen in brand te steken. De Filistijnen zijn natuurlijk ook boos, komen erachter dat Samson het gedaan heeft en waarom en ... verbranden Samsons niet meer vrouw en haar vader. Waarop Samson weer gruwelijk wraak neemt.
Ze zijn wel aan elkaar gewaagd, zullen we maar zeggen.

De Filistijnen zijn de machthebbers, dus er wordt met man en macht op hem gejaagd. Maar keer op keer weet Samson te ontkomen, zelfs al wordt hij door zijn eigen volk uitgeleverd. Waarbij hij veel Filistijnen doodt. Tenslotte nemen de Israëlieten hem aan als hun Richter.

We lezen nog meer verhalen over zijn krachtpatserij.

En dan, dan komt het laatste verhaal. Delila, de verleidster, verraadt Samson.
Ja, en waarom niet? Er staat wel, dat Samson verliefd op haar werd, maar het omgekeerde zien we niet. En de Filistijnen loven wel een erg grote som uit, om hem te pakken te krijgen.

Na een paar mislukte pogingen weten de Filistijnen eindelijk Samson te pakken te krijgen. En als hij in een laatste stuiptrekking de tempel omvertrekt, komen daarbij duizenden Filistijnen om het leven.
Duizenden.

Voor mij is de samenvatting: bruut maakt het leven van de Filistijnen onveilig. De Filistijnen nemen op even brute wijze wraak en overmeesteren Samson. Uiteindelijk stelt hij nog één laatste, verschrikkelijke daad en sterft daarbij.

Ik vond het verhaal op school toch leuker. Toen was tenminste duidelijk wie goed en wie slecht was.

zondag 22 maart 2015

De dood van de dochter van Jefta

Keer op keer worden de Israëliërs God ontrouw, keer op keer stort hij ze in het verderf, keer op keer bekeren ze zich. En keer op keer vergeeft God ze.

Gideon redt Israël, verwekt zeventig zonen en een één-en-zeventigste, Abimelech, bij een bijvrouw. Zodra Gideon gestorven is, doodt Abimelech al zijn halfbroers, op één na, Jotham. Die had zich verstopt. Jotham komt tevoorschijn zodra Abimelech weg is en voorspelt een slecht einde voor Abimelech en de stad Sichem, die Abimelech gesteund heeft. Hij krijgt gelijk. Het volk van Sichem komt in opstand tegen Abimelech en wordt gruwelijk door hem uitgemoord. Waar hoor ik dat tegenwoordig toch?
 Maar zodra Abimelech gedood is, wordt niet Jotham Richter, maar een ander. En vijfenveertig jaar na de tweede Richter na de heerschappij van Abimelech geeft het volk zich weer over aan de afgoden. Wie kan hen nog redden? Dat weten ze wel. Jefta. De man die ze weggestuurd hebben, omdat hij de zoon was van een prostitué. Maar in nood wordt veel onbelangrijk. Het volk zweert Jefta zich aan hem te onderwerpen en Jefta verslaat de vijanden.

Maar dan. Dan doet Jefta een gelofte. Hij bezweert God dat als hij van de Ammonieten wint, hij het eerste dat hem uit de deur van zijn huis tegemoet komt, zal offeren. Dacht hij aan een slaaf? Was die onbelangrijk genoeg? Bij mijn weten hadden ze toen geen huisdieren.
Maar het is de dochter van Jefta. Jefta is er kapot van. Zijn dochter zegt hem, dat hij zijn gelofte moet nakomen. Tenslotte is het volk nu voor vele jaren weer veilig. Ze wil nog wel graag twee maanden uitstel van haar dood. Die geeft haar vader haar. Dan doodt haar vader haar. Offert haar.
En dan staat daar die intrigerende zin: 'Zij heeft geen gemeenschap gehad met een man.'
Wat is dat toch, dat maagdschap? Waarom is de dood van een maagd zoveel waardevoller dan die van een vrouw die gemeenschap heeft gehad met een man?

Maar wat natuurlijk het allerergste is: Hoe kan een vader dat zijn dochter aandoen? Waarom heeft hij niet geprobeerd God te bewegen het offer niet te hoeven brengen? En, waarom greep God zelf niet in? Hij deed dat toch ook bij Abraham, toen die Isaäk wilde offeren? Ik zie, dat je ertoe bereid bent, zei hij toen. Nu hoeft het niet meer.

Waarom kon God dat niet doen in het geval van de naamloze dochter van Jefta?

zaterdag 21 maart 2015

Vrouwen aan de macht; verraad

Vandaag ben ik aan een nieuw boek begonnen: Richteren, volgens mij bij de katholieken Richters genoemd.
Jozua is dood, en het gaat nog even goed. Juda verovert met zijn broer Simeon flinke stukken land. Zelfs Jeruzalem wordt ingenomen.
Maar uiteraard willen de mensen meer. En Kaleb loont wel een heel bijzondere beloning uit om een stad veroverd te krijgen: wie Kirjath-Sefer verovert, krijgt zijn dochter Achsa tot vrouw. En inderdaad, Othniël verovert de stad en krijgt Achsa als bruid. Misschien kan Achsa het huwelijk dan wel niet tegenhouden, gesteld dat ze dat gewild had, ze sleept er wel zoveel mogelijk uit. Dank je hoor, zegt ze tegen haar vader, voor dat land, maar wat is land zonder water? Waarop haar vader haar zonder morren hoog- èn laaggelegen bronnen geeft.
Vervolgens komen er weer talloze namen langs. En wordt in dit hoofdstuk één voortdurend gemeld: ... heeft de inwoners van ... niet verdreven. Dat is een mantra in het tweede gedeelte van dit hoofdstuk. In hoofdstuk twee wordt God daar boos over: Hij had toch zo gezegd, dat de Israëlieten alle mensen daar moesten doden, en nu hebben ze het toch niet gedaan. Het volk huilt om de woorden van God, maar slacht niet alsnog de inwoners af. Ze trouwen met de zoons en dochters van het andere volk. En bekeren zich tot hun goden.
Dat kan niet goed gaan. God laat het land veroveren door andere volkeren. En iedere keer als het volk zucht en klaagt, komt Hij het te hulp. Dan staat er een nieuwe richter op, die het volk ten strijde leidt en van de vijand wint. Gedurende de rest van het leven van de richter blijft het volk gehoorzaam, zo'n veertig tot tachtig jaar lang. Om dan weer in afgoderij te vervallen. Waarna het hele verhaal van voren af aan begint. Eén van die Richters is Othniël, die met Achsa trouwde nadat hij Kirjath-Sefer had veroverd.
Eén van de Richters is een profetes, Debora. Kijk, dat kon kennelijk ook in die tijd. Zij stuurt een man er op uit om de vijand Sisera te verslaan. Alleen maar als jij meegaat, zegt de man. Jouw risico, antwoordt Debora daarop, het zal door een vrouw komen dat Sisera zal worden veroverd.
En dat klopt. De koning, Sisera, wordt bijna verslagen. Hij vlucht en komt terecht bij een bondgenote. Denkt hij. De vrouw, Jaël, stelt hem gerust. Bij haar is hij veilig. En dan, als hij van uitputting in slaap valt, slaat ze een pin door zijn hoofd. Dood.
Heerlijk natuurlijk voor het volk Israël. Maar Jaël heeft wel de grondbeginselen van de gastvrijheid met voeten getreden. Ze heeft een bondgenoot verraden. Nergens lees ik, dat dit wel heel erg is.

Ik blijf daar problemen mee hebben.

vrijdag 20 maart 2015

Foute inschatting

Het was maar goed, dat ze nog even gingen praten, die van Kanaän, met de Overjordaanse buren. Want die hadden zomaar een altaar gebouwd. Een enorm altaar nog wel. Dat ging natuurlijk niet, al dat ongelovige gedoe.
Dus hup, werden er afgezanten gestuurd. Belangrijke afgezanten, want het was een belangrijke zaak. Tenslotte liep heel Israël gevaar door God gestraft te worden, omdat die van de overkant andere goden gingen vereren.

Ben je gek? zeiden de overburen, toen de afgezanten kwamen. Helemaal niet andere goden. Nee, we zitten hier zo ver van jullie vandaan, dat we onze kinderen goed duidelijk moeten maken, dat wij ook het volk van de Heer zijn. Dat altaar is helemaal niet om op te offeren. Nee, we weten dat het belangrijkste altaar daarvoor bij jullie staat, bij het Tabernakel.
Maar we moeten onze kinderen toch duidelijk maken waarom het gaat? Beide kanten kunnen het altaar zien. En zo weten beide kanten, dat wij ook bij God horen.

Juist, zeiden de afgezanten, zit dat zo?

En ze konden gerustgesteld weer naar huis.

donderdag 19 maart 2015

De vrijsteden

Tussen al het verdelen van grond voor het volk van Israël door, worden ook de vrijsteden aangewezen.
Ik heb ontdekt, dat ik iets eerder niet goed gelezen heb.
Ik dacht, dat een doodslager, die iemand per ongeluk gedood had, toevlucht kon zoeken in een vrijstad. En dat hij daar mocht blijven wonen totdat de hogepriester van die stad dood ging. Dan mocht hij terugkeren naar huis.
Dat is waar, maar het is niet de hele waarheid. Het andere deel is, dat hij wel degelijk terecht zal moeten staan. En dat had ik gemist.
Het is natuurlijk ook wel logisch, dat zo iemand terecht moet staan. Opzet of niet, er is wel iemand dood. En de doodslager heeft dat gedaan.

Zou zo'n doodslager niet af en toe denken: Hadden ze me meteen maar gedood. Dan had ik me hier niet hoeven verstoppen?

Als ik erover nadenk, denk ik van wel.
Maar, tegelijkertijd denk ik niet dat de doodslager dat bleef denken. In zijn ellendige momenten, ja, dan wel. Als hij beseft dat hij zijn vrouw en kinderen nooit meer zal zien, of in ieder geval een hele lange tijd niet.
Maar de drang om te overleven is bij de meeste mensen heel erg groot.

En ik denk zelf, dat die uiteindelijk overwon.

woensdag 18 maart 2015

Namen, namen, namen

Het duizelt me van al de namen die nu voorkomen in Jozua 15-18. Ik was ook nog eens behoorlijk slecht in Aardrijkskunde. Voeg daar mijn slechte ruimtelijk inzicht bij en je begrijpt dat ik nauwelijks weet waarover het gaat als ik die hoofdstukken lees.
Gelukkig komt er nog iets anders tussendoor: de stam van één zoon van Jozef klaagt tegen Jozua, dat ze te weinig hebben. 'Ga er maar zelf iets bij veroveren,' is ongeveer diens reactie. 'Er zijn genoeg wouden, dan heb je ook genoeg hout om te kappen.'
Ze druipen af.
Dan maant Jozua de andere stammen het land eindelijk eens te verdelen. Hij stuurt er zelf maar mannen op uit om de situatie in ogenschouw te nemen en het land op te delen in zeven delen. Drie mannen uit iedere stam, die de stammen zelf hebben mogen aanwijzen, dat dan weer wel. En als de mannen terug zijn, bepaalt Jozua dan door het lot wie welk deel krijgt.
En weer komen de namen langs, van de steden en dorpen in de stam van Benjamin. Jebus, Jeruzalem, Jozua 18:27-28. Hé, wacht eens, dat had ik toch eerder gelezen? Ja hoor, daar staat het, de Jebusieten, Jeruzalem, voor de stam van Juda. Jozua 15:8. En 63. Daar staat, dat de Judeeërs er niet in slaagden de Jebusieten te verdrijven, zodat Jebusieten en Judeeërs gezamenlijk in Jeruzalem woonden.

Dat wordt dus een vraag voor de Bijbelgroep.

dinsdag 17 maart 2015

Dood aan de koningen

Het Beloofde Land kan maar niet zomaar ingetrokken worden. Het moet veroverd worden. Een aantal koningen vormt een verbond en trekt gezamenlijk tegen Jozua en de zijnen op.
Maar ze verliezen. Ze vluchten. Velen worden gedood, maar de koningen weten te ontkomen.
Maar niet voor lang. Verspieders weten ze te vinden: ze hebben zich verstopt in spelonken.
Dat deed mij meteen denken aan Saddam Hoessein, die zich had verstopt in een gat in de grond en daar na maanden werd gevonden.

De koningen worden uit de spelonk gehaald en naar Jozua gebracht. Jozua doodt ze alle vijf, spietst ze op palen en laat ze aan het einde van de dag weer in de spelonk leggen. Er worden grote stenen voor gerold. En die zijn er ten tijde van het schrijven van dit stuk van de Bijbel nog steeds.

En dan komen de lijsten. Wat Jozua allemaal inneemt. Wie de verslagen koningen zijn. Welke streken nog veroverd kunnen worden. Hoe het Overjordaanse wordt verdeeld. Hoe Kanaän wordt verdeeld.
Het duizelt me.

En wat Kaleb kreeg. Kaleb, de enige trouwe verkenner, die meer dan veertig jaar geleden meende dat Kanaän kon worden ingenomen.

Eén vraag kwam tijdens het lezen bij me op: God had Kanaän aan de Israëlieten beloofd. Waarom kreeg een aantal stammen dan toch nog een deel dat daar tegenover lag, het Overjordaanse?

maandag 16 maart 2015

List en bedrog

Het gaat al bijna meteen niet goed in het beloofde land. Jericho is wel ingenomen, maar als Jozua zijn mannen de stad Ai wil laten innemen, gaat het mis. De verkenners denken, dat de stad gemakkelijk ingenomen kan worden, er worden te weinig soldaten naar Ai gestuurd en ze worden smadelijk op de vlucht gestuurd.
Jozua verscheurt zijn kleren, werpt zich op de grond en roept dezelfde dingen tegen God die de Israëlieten vroeger ook riepen: Waarom hebt U ons de Jordaan laten overtrekken, als we hier door de vijand verslagen worden?
Ga eens staan, antwoordt God, waarom lig je daar op je gezicht?

Die vond ik wel leuk.

Het wordt al snel duidelijk: tegen de instructies in heeft iemand toch zaken buitgemaakt in Jericho. En dan wordt de schuldige langzaam maar zeker ingesloten.
Eerst moet het hele volk aantreden, dan één bepaalde stam, dan één van de geslachten, dan één familie. En zo komen ze uiteindelijk aan bij de schuldige. En die wordt zwaar gestraft: Hij wordt gestenigd. Maar niet alleen hij wordt gestraft, nee, zijn hele gezin en have, vrouw, kinderen en vee, worden verbrand.
Ik heb me gisteren voorgenomen de Bijbel niet al te letterlijk te nemen, maar het blijft moeilijk.

Zodra de schuldige zijn gerechte straf heeft ondergaan, kan de stad Ai alsnog worden ingenomen. Jozua en zijn mannen doen alsof ze opnieuw de stad aanvallen en doen alsof ze opnieuw op de vlucht gaan. Ondertussen heeft een groot deel van zijn mannen zich in een hinderlaag gelegd achter de stad. Het plan werkt prima. De hele stad Ai jaagt bloeddorstig achter Jozua en zijn mannen aan. En als al de mannen uit de stad zijn, komen de mannen van Jozua binnen. Zij steken de stad in brand. Ondertussen keren Jozua en zijn mannen zich om. En doden de mannen van Ai. Op de koning na. Die doden ze wat later. En spiesen hem op een paal.

Om dit alles te vieren bouwt Jozua een altaar voor God, schrijft op de stenen van dat altaar een afschrift van de wet van God en leest het aan het volk voor, precies zoals Mozes in zijn laatste dagen bevolen had.

En dan blijkt, dat de Israëlieten niet de enigen zijn die listig kunnen zijn.
Het volk van Gibeon wil niet dood. Ze gaan naar de Israëlieten, doen alsof ze van ver komen en sluiten een verbond met de Israëlieten. Te laat komen die erachter, dat het mensen zijn, die vlak bij hen wonen. Jozua straft ze: ze zullen voor zijn volk waterputters en houthakkers moeten zijn.
Het volk van Gibeon heeft daar geen problemen mee: ze leven tenminste nog.

Zo blijkt maar weer eens, dat ook het volk van God niet altijd de wijsheid in pacht heeft.

zondag 15 maart 2015

De inname van Jericho

Wat ik allemaal niet weet.

De Schelfzee is niet de enige zee waar het water niet meer stroomde: als de Israëlieten Kanaän intrekken, moeten de priesters met de Ark middenin de Jordaan gaan staan. Vanaf het moment dat hun voeten de Jordaan raken, stroomt het water niet meer. En als uiteindelijk het hele volk door de Jordaan gelopen is, als er twaalf stenen zijn genomen uit het midden van de Jordaan, en als er twaalf stenen geplaatst zijn in het midden van de Jordaan, komen de priesters met de Ark de Jordaan uit. En meteen begint het water weer te stromen.
De Israëlieten worden ten tweeden male besneden: al die jaren dat ze door de woestijn trokken, werden er geen kinderen besneden. Waarom niet? Ontbrak het water ervoor?

Wat ik wel weet.

Als verspieders aankomen in de stad Jericho, worden ze verborgen gehouden door een prostitué, Rachab. Die doet dat, omdat ze hoopt dat zij en haar familie gespaard zullen blijven als de stad veroverd wordt. En dat gebeurt. De stad ligt in puin, iedereen wordt gedood, behalve Rachab en haar familie.
Ik vind dat wat moeilijk. Ik begrijp die vrouw wel, heel goed zelfs. Maar toch zouden we haar een landverraadster noemen als het hier gebeurde.
De stad Jericho wordt veroverd door gejuich. Niet helemaal, maar het maakt wel een zeer belangrijk deel uit van het verhaal. Zes dagen lang trekken zeven priesters om Jericho heen en blazen op hun zeven ramshoorns. De krijgslieden trekken ook mee. Die lopen, ze maken geen geluid. Maar dan komt de zevende dag. Zeven maal lopen de priesters om de stad heen. Zeven maal blazen ze op de ramshoorn. En dan ... dan begint het gejuich van de menigte. En Jericho valt. Valt om, door al het lawaai. De muren storten in en de stad kan zo worden ingenomen.

Wat ik me afvraag.

In Jozua 6, 26 staat:
Te dien tijde deed Jozua deze eed: Vervloekt voor het aangezicht des Heren is de man, die zich opmaakt en deze stad Jericho herbouwt; ten koste van zijn eerstgeborene zal hij haar grondvesten, ten koste van zijn jongste haar poortdeuren inzetten.
Maar, de stad Jericho bestaat weer. Ik ben er zelf geweest. Waarom is hij dan toch herbouwd? Ik heb gegoogled en ik vind het volgende :
Tekst: 1 Koningen 16:34. ‘In zijn dagen bouwde Hiël, de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeboren zoon, heeft hij haar gegrondvest en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij haar poorten gesteld, naar het Woord des HEEREN, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun, gesproken had.’
En ook nog
Een paar geslachten later werd Jericho herbouwd door Chiël. Zijn oudste en jongste zoon moest dit inderdaad met de dood bekopen. (1 Koningen 16:34).
Ik weet niet, waarom het gebeurde. Maar dat dat twee zonen van de herbouwer het leven kostte, vind ik afschuwelijk.

Rectificatie

Nu ik de leeshulp van de afgelopen week, en die van het hele project weer eens doorgenomen heb, begrijp ik, dat ik niet heb opgelet.

Al die weken ben ik boos geweest. Ik vond dit gedeelte van de Bijbel verschrikkelijk. Een boze God, Mozes die hem telkens weer moest kalmeren.

Maar wat staat er in al die leeshulpen?

Neem het niet letterlijk.

En in de leeshulp van de afgelopen week, 8 tot 14 maart (geschreven door Jochem Stuiver, predikant van deProtestantse Kerk Maarssen, wijkgemeente Ontmoetingskerk) staan mooie uitspraken over Tora en de Talmud:

... het Jodendom berust op twee pijlers: een geschreven Tora (zoals we die vinden in de Bijbel) en een mondelinge Tora (de uitleg van de teksten o.a. te vinden in de Talmoed  ...)
In het Jodendom wordt over de Tora gezegd: de geschreven Tora is de hardere wet om ons geweten te vormen, de mondelinge Tora (de uitleg daarvan) is de leefbare Tora, gegeven om de samenleving te leiden. Geen van beide  kan zonder de ander.
Kijk, en dat ontging mij maar telkens.

En er staat:
Christenen zitten vaak vast aan de letter en zijn verleerd met humor en afstand te kunnen praten over de Bijbel en God zoals de joden (en Jezus!) dat doen. 
Ai, dat klinkt bekend!

Dus: ik ga van nu af aan proberen de teksten niet al te letterlijk te nemen. Ik probeer me te realiseren dat ik met veel meer zaken rekening moet houden dan ik tot nog toe heb gedaan.

En: misschien moet ik toch maar eens de leeshulp vooraf lezen, in plaats van achteraf. Ik las hem achteraf, omdat ik me niet teveel wilde laten beïnvloeden. Maar ja, als je dan zo de fout in gaat, is dat misschien niet zo handig.

Op naar een tolerantere blik op de Bijbel!



zaterdag 14 maart 2015

Het einde van de Thora

Mozes vermaant het volk: ze zullen naar Jozua moeten luisteren, als hij vertrokken is. Hij wordt hun nieuwe leider.
Ook draagt hij de Levieten op de wet iedere zeven jaar voor te lezen, zodat iedereen hem onthoudt.
En dan, dan leert hij het volk een lied. Een naar lied, een lied dat aankondigt dat het volk ontrouw zal worden. En dat het allemaal hun eigen schuld is, als God hen terneer zal slaan.
Geen vrolijke praat.
Het is een lang lied.
Dan zegent Mozes alle stammen. Voor iedere stam heeft hij andere woorden.
Daarna gaat Mozes de berg op. Nog éénmaal ziet hij Kanaän, het land dat hij niet zal mogen binnengaan omdat hij één fout heeft begaan.
Het is een wrede God, de God van de Thora.

Maar het einde van de Thora is mooi: het volk beweent Mozes, dertig dagen lang.
En, zegt de Thora, zoals Mozes is er nooit meer een profeet opgestaan.

vrijdag 13 maart 2015

Donder en bliksem

Het einde van Deuteronomium nadert. Alles moet nog eens goed ingeprent worden.
Dus krijgen de Israëlieten in niet mis te verstane woorden te horen wat er gebeurt als ze God gehoorzamen. En wat er gebeurt als ze dat niet doen.
In het kort: God zal hen aandoen, wat hij anders zijn vijanden zou aandoen.

Maar er is meer. De Israëlieten zullen verworden. Ze zullen niet eens meer voor hun kinderen zorgen, nee, ze zullen hun eigenbelang voorop plaatsen.
Maar, als ze tot inkeer komen, is er altijd weer vergeving.

Dat is fijn. Maar, ga je daarin mee als mens? Doe je dingen omdat ze moeten? Of doe je dingen omdat je inziet dat het zo het beste is?
Laat je je geweten spreken? Of God?

De God die ik in deze Bijbel tegenkom, is een wraakzuchtige God. Een God die Zijn zin wil hebben. Een God die keer op keer door Mozes moet worden tegengehouden, omdat Hij Zijn eigen belofte vergeet. Een God die keer op keer dreigt Zijn volk te vernietigen. Een God die opdracht geeft in het Heilige Land alle stammen volkomen te vernietigen. Man, vrouw, kind, vee.

Een God voor wie ik huiver.


donderdag 12 maart 2015

Menselijke waardigheid en naastenliefde

Wreedheid kan, kennelijk, want de kop boven Deuteronomium 25:1-4 is: "Geen onnodige wreedheid". De cursivering is van mij.
Veertig slagen moet genoeg zijn, zegt God. Wat mij betreft is het teveel.
Maar dan komt de verklaring waarom het niet meer moet zijn, en dat vind ik mooi: "opdat niet, wanneer hij hem nog meer slagen zou laten geven, uw broeder in uw ogen verachtelijk zou worden."
Mooi, dat God vindt dat je menselijke waardigheid moet kunnen behouden, zelfs al ben je de fout ingegaan.

Opnieuw komt het zwagerhuwelijk ter sprake. Als de broer van een gestorven man blijft weigeren met zijn schoonzus te slapen en het kind dat daar eventueel door wordt geboren op naam van zijn broer te zetten, mag zijn schoonzus naar de oudsten van de stad gaan. Die gaan dan nog eens met de man praten. En als het dan nog niet lukt, mag zijn schoonzus hem voor schut zetten. Iets minder menselijke waardigheid dus.
Overigens vind ik het wel opvallend, dat hier de man zelf kan weigeren. Eerder, in Genesis 38, huwt Juda zijn tweede zoon, Onan, wel en zijn derde zoon, Sela, niet uit aan zijn schoondochter Tamar, nadat zijn eerste zoon, Er, tijdens zijn huwelijk met Tamar was overleden. Bij zijn jongste zoon gebruikte hij de leeftijd van de jongen als excuus. Maar bij de tweede kon dat kennelijk niet. En hoewel het duidelijk was dat deze tweede zoon, Onan, geen zin had in het huwelijk, kon hij het kennelijk niet weigeren. En in Deuteronomium dus wel.

In Deuteronomium 26:12-15 wordt verteld wat er moet gebeuren met de tienden van de opbrengst: ze gaan naar de Leviet, die immers geen erfdeel heeft, naar de vreemdeling, naar de wees en naar de weduwe. Waarom krijgt de vreemdeling? Is het een synoniem voor vluchteling? Ik kan het niet terugvinden. Wat ik zo mooi vind aan dit stuk is dat hier al een stuk sociale zekerheid wordt ingebouwd: je laat je naaste niet creperen.

Het stuk van vandaag eindigt weer met mooie cadanzen in Deuteronomium 27:6-26. Het gaat over de vervloekingen die de Levieten moeten uitspreken, en het antwoord van het volk daarop.

En het gehele volk zal antwoorden: Amen.

woensdag 11 maart 2015

Zorg en barmhartigheid

Na alle verhalen over oorlogen komen nu de regels over zorg in Deuteronomium 21-24.
Als er iemand is gedood en het is niet te achterhalen in welke stad het is gebeurd, moet de stad die het dichtste bij is verzoening plegen. Nee, ze hoeven geen offer te brengen, maar ze moeten wel een koe doden en erboven hun handen in onschuld wassen. (Kijk, waar doet dat nou aan denken?)

Als een vrouw krijgsgevangen is gemaakt, is ze buit. Maar dat wil niet zeggen, dat je alles met haar kunt doen. En ook niet meteen. Eerst een hele maand wachten, zodat ze om haar ouders kan treuren, en dan nog zul je haar moeten huwen voordat je met haar slaapt.
Toestemming van de vrouw hoeft niet te worden gevraagd. Dat is natuurlijk wel jammer. Maar, dat realiseert God zich ook. Want als de man die haar heeft gehuwd genoeg van haar heeft, mag ze weggaan. Ze mag niet als slavin worden verkocht. Want 'gij hebt haar gedwongen.'

Dan komt een verhaal dat mij erg aan Jakob en Lea en Rachel doet denken: als je twee vrouwen hebt en je bemint de één wel en de ander niet, mag je de kinderen van de beminde vrouw niet voortrekken boven die van de onbeminde. Het eerstgeboorterecht houdt geen rekening daarmee. Het geldt voor de oudste zoon. Punt.

Dan komt een stuk dat me in al zijn wreedheid extra treft, juist omdat ik eerst zulke passages van zorg had gelezen.
Als je een weerspannige zoon hebt, en je hebt er alles aan gedaan om hem naar je te laten luisteren, mag je hem naar de oudsten van de stad brengen, zeggen dat je er alles aan hebt gedaan om hem te laten luisteren en dan ... dan mag hij gestenigd worden. Door alle mannen van de stad. Ben jij als vader de eerste werper? Ik vind het afschuwelijk. En ja, er moeten nu eenmaal regels zijn. Maar deze is wel heel erg hardvochtig.

Een paar paragrafen later gaat het over het huwelijk. Een man mag niet zomaar kwaad spreken over zijn vrouw, omdat hij haar niet meer wil. Als bewezen wordt dat hij gelogen heeft, wordt hij gestraft. En hij moet zijn vrouw bij zich houden. Ik denk niet, dat de rest van het huwelijk veel gelukkiger zal zijn...
De wetten over verkrachting zijn ook niet helemaal naar mijn zin: als een vrouw die in ondertrouw is, verkracht wordt in de stad, wordt zij ook gestraft: dan had ze maar moeten schreeuwen. En als een vrouw die nog niet verloofd is, wordt verkracht, moet de verkrachter haar vader geld geven als boete. En dan moet hij met haar trouwen. Ook niet helemaal mijn definitie van een gelukkig huwelijk. De andere kant is natuurlijk, dat een vrouw het alleen niet redde in die tijd en dat ze in ieder geval een dak boven haar hoofd heeft, te eten heeft en een bed heeft om in te slapen. Al is het natuurlijk wel jammer dat ze dat bed moet delen met haar verkrachter.

Grappig, dat in de laatste alinea van de paragraaf over echtscheiding een stuk staat over een pas gehuwde man: hij hoeft niet in dienst, 'gedurende één jaar zal hij vrijgesteld zijn ten behoeve van zijn huis, en de vrouw die hij gehuwd heeft, verheugen.'

Mooi, 'en de vrouw die hij gehuwd heeft, verheugen.'

dinsdag 10 maart 2015

50

Mijn vijftigste blog alweer.
Ik had het eerder op de website van de Bijbeluitdaging 2015 willen zetten. Na één maand. Maar toen was het net vakantie. En een beetje bekendheid vond ik toch wel leuk.
De 50e blog vond ik ook wel een mooi moment.

Mijn bedoeling was om persoonlijk commentaar te leveren op wat ik las in de Bijbel.
Te vaak werd het een op geheel eigen wijze navertellen. Dat is jammer. Maar gelukkig heb ik nog veel kansen.

Vandaag heb ik weer verder gelezen in Deuteronomium, hoofdstukken 17-19.
Er wordt verteld over de inkomsten van priesters en Levieten. Die delen niet mee in de erfenis van het volk Israël. Ze worden onderhouden door de andere stammen. En, daar hebben ze niet zelf over kunnen beslissen. Hoewel het ongetwijfeld een hele eer is, de uitverkoren stam van het uitverkoren volk, kan ik me zo voorstellen, dat je als Leviet misschien iets anders zou willen. Dat is dan jammer. Er staat ook heel wat tegenover: de andere stammen worden verondersteld in jouw levensonderhoud te voorzien: je krijgt van hun offers, je krijgt van hun eerstelingen.

God veroordeelt opnieuw krachtig alles wat ook maar naar waarzeggerij riekt. Interessant vind ik, dat Mozes zichzelf hier profeet noemt: 'Een profeet uit uw midden, uit uw broederen zoals ik ben.' (Deuteronomium 18:15).  En hij gaat tekeer tegen valse profeten. Gelukkig is er een middel om te achterhalen of iemand een valse profeet is:
als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (Deuteronomium 18:22)

Dat vind ik ook zo mooi: 'gij zult voor hem niet vrezen.' Kennelijk zegt de profeet alleen maar nare dingen, zaken die de mensen bang maken. Maar zodra je ontdekt hebt, dat de profeet vals is, hoef je ook niet meer bang te zijn voor hem.

Opnieuw komen de vrijsteden ter sprake, in Deuteronomium 19:1-13. Ik vind het een mooi, en tegelijkertijd ook droevig idee. Als je iemand echt, echt per ongeluk hebt gedood, mag je vluchten naar een vrijstad. Je wordt dan niet gedood.
Dat is het mooie.
Maar: je mag die stad nooit meer uit. En, als je dat toch doet, mag degene die de dode zou moeten wreken, de bloedwreker, je alsnog doden.
Dat is het droevige. Je hebt het echt niet expres gedaan. En toch moet je er de rest van je leven voor boeten.

maandag 9 maart 2015

Het sabbatsjaar

Mooi principe, het sabbatsjaar. Je scheldt mensen hun schulden kwijt, je laat je (Hebreeuwse) slaven vrij.
Dat alles vanuit de gedachte, dat je al genoeg hebt, en dat meer niet nodig is.
Iets om over na te denken.

De koning hoeft ook niet alles te hebben, lezen we in Deuteronomium 17:14-20.
Hij mag niet teveel paarden houden, niet teveel vrouwen nemen, niet teveel zilver en goud verzamelen.
En om dat te onthouden, zal hij een afschrift van deze wet laten schrijven door de levitische priesters. En dat moet hij dan regelmatig lezen om een belangrijke wet te onthouden:

Genoeg is genoeg.



zondag 8 maart 2015

Aaien en slaan

De wetten en de uitleg ervan door Mozes gaan door.

God gebruikt hier 'de wortel en de stok'.
Als we precies doen, wat Hij ons heeft gezegd te doen, dan zal hij ons rijkelijk belonen.
Zijn we Hem ontrouw, dan zijn de gevolgen verschrikkelijk. Want daarvoor heeft hij de Joden niet uit Egypte geleid.
Ontmoeten we in onze omgeving mensen die afgoden zijn gaan vereren: met wortel en tak uitroeien.
Bij de verovering van het nieuwe land moeten de heiligdommen van de afgoden volledig worden vernietigd. Ik zie daar wel een paar hedendaagse paralellen in. En dat stemt me dan weer nederig. Wie zijn wij, om te veroordelen wat we niet zo lang geleden zelf nog deden?

Maar mijn vriend heeft ook wel gelijk: Je mag dat wel degelijk veroordelen, want dit soort standpunten zijn achterhaald.

En verder gaan de regels. Over de ene plaats van eredienst. Ik begrijp die niet goed, dus dat sla ik over.
Wat ik wel mooi vindt, is het korte stuk over verboden rouwgebruiken: je mag niet in jezelf snijden als teken van rouw. En het haar boven je voorhoofd mag je ook niet afscheren om te laten zien, dat je rouwt.

En dan komen we bij de reine en onreine dieren.
Jochem Stuiver geeft daar in de Facebookgroep Bijbeluitdaging 2015 een mooie verklaring voor: zoogdieren moeten èn gespleten hoeven hebben èn herkauwer zijn. Als ze herkauwer zijn, nemen ze genoegen met hetgeen God hen geeft. Ze aanvaarden. En dat is goed. Maar een roofdier is niet tevreden met het plantaardig voedsel wat God hen geeft. Ze willen meer, steeds meer.

En God vindt, dat er een moment komt, dat je tevreden moet zijn met wat je hebt.



zaterdag 7 maart 2015

Uitverkoren volk?

Niet omdat jullie het zo geweldig gedaan hebben, zegt God, krijgen jullie dit land. Maar omdat die andere volkeren goddeloos zijn.
En God legt via Mozes nog maar eens uit, wat het volk allemaal fout heeft gedaan. Dat het altijd geklaagd heeft. Wat God ook voor ze deed, er was altijd iets fout. En terwijl God ze hun heiligste wetten gaf, bouwden zij aan het Gouden Kalf. Het was maar goed, dat Mozes er was, want anders had God Zijn gelofte vergeten en het hele volk, op Mozes en zijn nageslacht na, vernietigd.
God is duidelijk niet zo tevreden met Zijn volk.
Maar, ondanks dat alles: het is en blijft Zijn volk. Hij heeft lang, lang geleden met Abraham, Isaäk en Jakob een verbond gesloten, en Hij houdt zich daar ook aan.
Het is als een vader die van zijn kind blijft houden, ongeacht hoe het kind hem op de ziel trapt.
En er is altijd vergeving.

Dat vind ik mooi.

vrijdag 6 maart 2015

Vermaningen

Mozes weet niet hoe vaak hij het moet benadrukken: houd je aan de geboden, doe wat God je ge- en verboden heeft. Dan zal God je welgevallig zijn. Zo niet, dan zal hij je straffen, en niet alleen jou, nee, ook je kinderen, je kleinkinderen en je achterkleinkinderen.

Maar als je berouw toont, toont God erbarmen.

Mozes herhaalt ook nog eens de tien geboden. Hij verhaalt van de sterke hand van God. Hij wijst zijn volk op de volken om hen heen, die ze overwonnen hebben. Die hadden andere goden.
Zij zijn het enige volk met een god die tussen hen leeft.
En het volk moet opletten: het is niet de bedoeling dat ze het beloofde land intrekken en zich dan niet aan de geboden zullen houden. Want God zal dat straffen.

Mozes herinnert zijn volk nog eens aan de twee Stenen Tafelen die hij kreeg op de berg Sinaï. Dat het volk daar de aanwezigheid van God had gevoeld. En Mozes wijst zijn volk er en passant fijntjes op, dat hij de enige is die God ook daadwerkelijk heeft verstaan.

Nogmaals herhaalt Mozes de Tien Geboden, nogmaals roept hij het volk op, God trouw te zijn, nogmaals wijst hij ze erop dat hij doordat hij iets voor het volk wilde doen, nu niet in het beloofde land mag komen.

Maar het belangrijkste is de liefde: de liefde van het volk voor God, de liefde van God voor zijn volk.

donderdag 5 maart 2015

Terugblik

Deuteronomium begint met een terugblik van Mozes.

Hij brengt het volk nog eens in herinnering wat er gebeurd is, sinds het volk uit Egypte is vertrokken.
Door het gemor van het volk heeft de reis aanzienlijk langer geduurd dan oorspronkelijk de bedoeling was. Want God was zo geërgerd door de klachten van het volk, dat hij wachtte. Wachtte totdat vrijwel iedereen van de krijgslieden van toen dood was. Pas toen stond hij het volk toe Kanaän in te nemen.

Mozes verhaalt van de vele tochten die ze ondernamen. Hoe ze bijna in Kanaän waren en door ongeloof de reis zoveel langer zou duren. Welke landen ze hadden bezocht, welke volkeren. Met welke volkeren ze hadden gevochten. Welke volkeren ze hadden verslagen en welke volkeren ze hadden overwonnen.

Hij vertelt het allemaal. Hij vertelt ook, hoe hijzelf Kanaän niet binnen mag, omdat ook hij iets heeft gedaan wat God niet behaagde. Hoe hij, jaren later, nog één keer heeft geprobeerd God op zijn woorden van toen terug te laten komen. Tevergeefs.

Maar hij mocht van God nog één keer kijken naar het land dat hij nooit zou binnengaan.

woensdag 4 maart 2015

Het einde van Numeri

Het einde is in zicht. De Israëlieten zijn het beloofde land genaderd. God stelt de grenzen van het nieuwe land vast. De buit wordt alvast verdeeld. Twee en een halve stam zullen, nadat ze samen met de andere stammen het land hebben veroverd, teruggaan naar het gebied tegenover Kanaän. Daar is genoeg weidegrond voor ze. De Levieten hebben eigenlijk geen recht op een erfdeel: zij staan ten dienste van God. Aan de andere kant: ook de Levieten moeten ergens wonen en hun vee kunnen weiden. Dus stelt God ook daarvoor regels op.

Dan zorgt God, dat er vrijsteden komen, zes in totaal, drie in het land Kanaän, drie in het tegenoverliggende gedeelte, waar de leden van de stam Ruben, van de stam Gad en van de halve stam Manasse. Vreemd: waarom evenveel vrijsteden voor twee en een halve stam als voor acht en een halve stam? Ik zie er geen uitleg over.
In ieder geval: God wijst vrijsteden aan. Als iemand per ongeluk een ander heeft gedood, mag hij in een vrijstad gaan wonen. Maar, per ongeluk of niet, hij mag die stad niet uit. Hij mag er pas uit 'als de hogepriester overleden is'.  Ondertussen zwerft de man die de per ongeluk gedode moet wreken, rond de vrijstad heen, loerend op een mogelijkheid de doder (de doodslager) te doden, zodra hij buiten het gebied van de vrijstad komt. Pas als de hogepriester van die stad is overleden, mag de doodslager terugkeren naar zijn huis. En de wreker ook.

En dan, helemaal aan het einde van Numeri, worden de huwelijken van de erfdochters geregeld.
God heeft eerder bepaald dat, als een man geen zonen heeft, zijn dochters zullen erven. Maar wat, als die dochters trouwen met iemand van een andere stam? God bepaalt, dat dat niet mag. De dochters moeten binnen de stam trouwen, anders zou een andere stam hun erfdeel krijgen. En dat kan natuurlijk niet.
Juist, dat kan natuurlijk niet. De dochters trouwen met 'de zoons van hun ooms' oftewel hun neven. Wie weet, wat voor mismaakte kinderen daaruit voortkomen. Maar dat mag kennelijk wel.

Zoals wel vaker blijkt bezit meer waard dan een gezond nageslacht.

dinsdag 3 maart 2015

Uitgemoord

'Doe nog één ding voor me, vóórdat je doodgaat,' zegt God tegen Mozes, 'neem voor mij wraak op de Midanieten. Rust een leger voor me uit.' Dat doet Mozes. Alle mannen van de Midanieten worden gedood. De mannen van Mozes komen terug met de vrouwen, de kinderen en het vee van Midan.

Maar dat is Mozes niet genoeg. Nee, die vrouwen zijn medeschuldig. Zij hebben de Israëlieten tot afgoderij aangezet. En de jongetjes: dat worden later mannen. Dus hup, alle jongetjes en jongens gedood. En van de vrouwen worden allen gedood, die geen maagd meer zijn. Alleen de maagden en meisjes blijven over. En het vee.

Hoofdstukken lang heb ik gedacht, dat God zo bloeddorstig was. En dat Mozes hem telkens tegenhield. Maar hier is het Mozes, die zich niet onbetuigd laat. Mozes, die bijna een heel volk laat uitmoorden. Wil hij zo vlak voor zijn dood nog iets bewijzen?

maandag 2 maart 2015

Nog meer offers - en het sekseverschil

God geeft in Numeri 28 en 29 Mozes instructies voor de offers die door het jaar heen moeten worden gebracht. En dat zijn er heel wat. Iedere dag moet er een brandoffer komen en als er feestdagen zijn moeten er veel dieren gedood en geofferd. En het gaat maar door, verzen lang.
Mochten wij denken dat wij een verspillende maatschappij zijn, dan hoeven we de Bijbel maar te lezen om te zien dat het vroeger niet anders was.
Goed, de familie van Aäron is inmiddels aardig toegenomen. En zij mogen de offers naderhand opeten. Maar toch. Of ze zoveel opkrijgen?

Ik heb me door de offers heen geworsteld.

Dan komt er een interessant stuk over 'De geloften der vrouwen',  hoofdstuk 30 in Numeri.
Als mannen God iets beloven, moeten ze die belofte altijd nakomen. Punt.
Als vrouwen God iets beloven, moeten ze die belofte ook nakomen, tenzij hun vader of echtgenoot tijdig bezwaar maakt. Als vader of echtgenoot zwijgt, blijft de gelofte geldig.

Het interessante is nu, dat er staat in Numeri 30:8:
en de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft
 Waarom vind ik dit interessant? Omdat kennelijk alleen vrouwen onbezonnen uitspraken doen. En dan is het maar goed, dat er een vader of echtgenoot is, om dat te corrigeren.
Maar als een man een onbezonnen uitspraak doet, is dat kennelijk niet meer te corrigeren. Zijn moeder of vader of vrouw kan nog zoveel protesteren: de afspraak staat.

Als vrouwen weduwen zijn, of verstoten, geldt de mannelijke variant: kennelijk doen weduwen en verstoten vrouwen geen onbezonnen uitspraken.
Of, en dat is waarschijnlijker, ze moeten de consequenties van die uitspraken dragen, net zoals de mannen.





zondag 1 maart 2015

Afgoderij

Een bloedbad wordt er aangericht in Numeri 25. En waarom? Omdat de Israëlieten afgoden aanbidden.
Ze worden gedood. Vierentwintigduizend doden vallen er.

Vierentwintigduizend!

Ik vind het zo afschuwelijk. Nee, natuurlijk mag afgoderij niet. Maar dit!

Er is al zoveel aan vooraf gegaan. In de facebookgroep 'De Bijbel Uitdaging 2015' hebben ze me al verteld, dat er nog veel meer zal komen. Ik vind het afschuwelijk.
Er wordt geteld. En bijna niemand van de mannen boven de 20 die geteld worden, waren er van begin af aan bij. Die zijn in de woestijn gestorven. Dat was omdat God boos op ze was, toen ze hadden geklaagd. Alleen Mozes is nog over, en Kaleb en Jozua.

Ik zeg wel eens tegen mijn vriend: straks krijgt de Bijbel nog voor elkaar wat al die jaren en gedachten van mij niet voor elkaar gekregen hebben: dat ik aan het einde van het jaar niet meer geloof. Omdat ik niet in zo'n God wil geloven.

Maar ach, 's avonds als ik in bed lig, ben ik dat weer vergeten. Dan bid ik weer om God te danken.

Hele andere zaken: al in Numeri, hoofdstuk 25, wordt het erfrecht voor dochters geregeld. Als er geen zoons zijn, erven zij. Revolutionair, lijkt mij. Maar misschien vergis ik me wel. Tenslotte waren de omringende godsdiensten in die tijd godsdiensten waarbij vrouwelijke goden aanbeden werden. Dus misschien hadden de vrouwen van die godsdiensten allang erfrecht.
Of is dat wishful thinking?

En tenslotte wordt in Numeri 27 de opvolging van Mozes geregeld. Eén van de andere twee mannen die er al in de Sinaï bij waren, Jozua, zal hem opvolgen.