zondag 31 mei 2015

Godsvertrouwen

Mooie psalmen vandaag.
Het begint met psalm 22, waarin David God vraagt waarom Hij hem verlaten heeft.
Maar, tegen het einde van de psalm merkt David verbetering en roept hij:  Ik zal over U zingen, God.

Daarna de heerlijke psalm 23, zo vaak gezongen bij begrafenissen. En zo vaak gebeden bij en voor stervenden. Deze psalm geeft mij, als nabestaande, veel rust. En in mijn hoofd zingt het lied wat wij in de kerk zingen:
Want mijn herder is de Heer,
nooit zal er mij iets ontbreken.
En daarna nog een aantal psalmen waarin de glorie van God wordt bejubeld.

Met zulke woorden kun je goed gaan slapen.

zaterdag 30 mei 2015

God redt

Ik heb dat altijd wat moeilijk gevonden: bij een oorlog bidden beide kanten tot hun God, die ook nog eens vaak dezelfde God is. En beiden vragen ze dan God hen te laten winnen.
We zien dat nu in de Oekraïne. De Russisch-gezinden hebben de orthodoxe kerk mee. Maar de Oekraïens-gezinden hebben hun orthodoxe kerk mee.

Of neem nu Noord-Ierland.
Generaties lang hebben de katholieken en de protestanten tegen elkaar gestreden. En generaties lang vroegen ze hun God, de Christelijke God, hen te sparen en de vijand te verdelgen.

En dan heb ik het niet eens over de kruisvaarders, of IS.

Maar het heeft een lange, lange voorgeschiedenis. David bidt in de Psalmen tot God. U helpt mij toch wel, Heer? U beschermt mij toch tegen de goddelozen? U verdelgt ze toch wel?

En wat zullen 'de goddelozen' gebeden hebben tot hun eigen god?

Juist.

vrijdag 29 mei 2015

Psalmen

Twee thema's spelen tot nog toe in de psalmen die ik heb gelezen:
De goddelozen en de ik.

De ik belijdt, dat de goddelozen ten onder zullen gaan.
En hij hoopt, dat hij het goede doet en daarom op God mag vertrouwen.

Meer kan ik er op het moment niet over zeggen.

Alles komt goed

Lang geleden zei de dirigent van ons studentenkoor Bragi uit Groningen: een goed componist herhaalt één, hoogstens twee keer. Tanejev herhaalt drie keer.

Zo te zien is de schrijver van Job dus een goed schrijver: in Job 40 praat God over het nijlpaard en de krokodil. Twee wonderbare wezens. Misschien beschrijft God hun wonderbaarlijkheid wel erg uitgebreid. Maar ja, een vakman vindt het nu eenmaal heerlijk over zijn werk te praten en God heeft het nijlpaard en de krokodil geschapen.

Job geeft toe, dat hij niets tegen God vermag en dat hij niet had moeten zeggen wat hij heeft gezegd.
God neemt het hem niet meer kwalijk. Hij neemt het de vrienden van Job kwalijk, dat ze zo over Hem gesproken hebben. En Job moet bidden om zijn vrienden te sparen.
Job is de kwaadste niet: hij bidt.
En God zegent Job opnieuw. Met vee, met zijn teruggekeerde familie, met opnieuw kinderen, en kleinkinderen. En met een gezegende leeftijd.

Eén ding zou ik wel graag willen weten: wordt Job niet elke dag met de vrees wakker, dat hem opnieuw alles zal worden afgepakt?

woensdag 27 mei 2015

God antwoordt

De rede van Elihu blijkt een voorbereiding te zijn op wat nu volgt: God antwoordt.

En hij is niet mals.

Wie ben jij, dat jij denkt tegen mij te kunnen praten?
Wie is diegene zonder verstand?
Waar was je, toen ik de aarde maakte?
Weet jij, hoelang een hinde haar jongen draagt?

Allemaal vragen, waar Job geen antwoordt op weet.

En als God hem vraagt te antwoorden, rest hem slechts gestamel.

dinsdag 26 mei 2015

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk

De leeftijdgenoten van Job hebben hun zegje gedaan. Job heeft zijn zegje gedaan. Het is stil.
Maar niet lang. Want er is één vriend, Elihu, die veel jonger is. En die heeft gezwegen om de anderen aan het woord te laten. Maar nu wil hij wel even.

Er is veel gezegd, zegt hij, maar niemand heeft Job geantwoord. Dat zal ik wel doen.
En vervolgens herhaalt hij wat de anderen gezegd hebben: Je zult het er wel naar gemaakt hebben. Waarom doe je zo hoogmoedig, daar heb je toch geen reden toe? Jij en ik zijn gelijk, hoor Job. Ik zal je wel even vertellen hoe het hoort.
Maar, Elihu gaat verder. Hij zegt tegen Job: hoe kom je erbij tegen God te protesteren? God is toch veel machtiger dan wij? Die hoeft jou helemaal geen antwoord te geven. God is in de geweldige natuur. God heeft de aarde gemaakt. Die staat zover van ons af, dat is niet te beschrijven.

Maar Elihu gaat voorbij aan de belangrijkste vraag: waarom ondergaat Job dit lijden. Want de lezer weet, dat dat niet is, omdat Job slecht zou zijn geweest.


maandag 25 mei 2015

Eenzaam

Ik ben nog maar eens naar de Leeshulp van deze week gegaan. Hierin zegt Jochem Stuiver, dat de meeste commentaren zijn, dat Job zich afvraagt waarom hij moet lijden. Hij is toch altijd rechtvaardig geweest? Maar, zegt Jochem, Job voelt zich vooral in de steek gelaten door God. Hij roept, en God geeft geen antwoord.
Vandaag heb ik een groter stuk gelezen dan ik normaal doe, zeven bladzijden in plaats van de gebruikelijk vier à vijf. In deze bladzijden is voortdurend Job aan het woord.

En ik ben het niet helemaal met Jochem eens.

Want Job klaagt, en protesteert. Hij vraagt zich af waarom hij, die altijd op de rechte weg heeft gewandeld, nu zo moet lijden. Precies zoals de commentaren zeggen.
Maar het is ook duidelijk, dat Job zich in de steek gelaten voelt. Ik blijf in God geloven, zegt hij. Als ik iets fout heb gedaan, straf me dan maar, zegt hij.

En de eenzaamheid, het zich in de steek gelaten voelen?

Dat lees je tussen de regels door.


zondag 24 mei 2015

Onbegrijpelijk

En nu heeft Job het gedaan!
Niet dat daar enig bewijs voor is, maar de vrienden van Job nemen het maar aan. En waarom? Kennen ze Job zo slecht? Zijn het wel vrienden? Zijn het niet meer kennissen?

Gelukkig biedt de Leeshulp van Jochem Stuiver van deze week antwoord.

De vrienden weten het ook niet meer, daar komt het op neer.
En Jochem vat Job samen in drie 'boksrondes':
ronde 1:
Job schreeuwt zijn ellende uit. Zijn vrienden manen hem zich tot God te wenden: die zal hem helpen. Maar ze gaan niet in op zijn schreeuwen van ellende.
ronde 2:
Job wordt boos op zijn vrienden: ze luisteren niet naar hem. Ze nemen niet serieus wat hij zegt.
ronde 3:
Hier ben ik gisteren aan begonnen. De kloof tussen Job en zijn vrienden wordt hier onoverbrugbaar.
Wat mij betreft is dat al een tijdje zo.

Maar natuurlijk heeft Jochem wel gelijk: hier zeggen zijn vrienden openlijk, dat hij anderen beroofd heeft. Dat hadden ze nog niet eerder gepresteerd.


zaterdag 23 mei 2015

Het geluk van de goddelozen

Jaren geleden, midden jaren tachtig, was er een enorm schandaal: een aantal mensen bij de ABP zou steekpenningen hebben aangenomen. Mensen die al een fors salaris verdienden, hadden besloten dat dat niet genoeg was en dat er op een andere manier bijverdiend moest worden.
Er verscheen iemand voor de rechter. Ik was overtuigd van zijn schuld. En ik was ook ontzet, dat hij vrij werd gesproken. Ik heb er uren om gehuild.
Want alles wat mijn ouders mij geleerd hadden over 'Eerlijk duurt het langst' en 'Gij zult niet ...', dat alles leek niet te kloppen. Een man die zo overduidelijk had gesjoemeld, werd wegens gebrek aan bewijs vrij gesproken.

En Job ziet dat al om zich heen. Die ziet dat de mensen die kwaad hebben gedaan daar nog bijzonder lang van genieten. Dat hun zonen in de problemen komen, maar dat de kwaaddoeners zelf daar niet onder lijden: die zijn al dood.
Job beklaagt zich bitter: hij is Godvrezend, en waar brengt het hem?

Op de mesthoop.

vrijdag 22 mei 2015

Woord en weerwoord

Het blijft moeilijk voor me om over het boek Job iets zinnigs te zeggen.

Telkens weer komt een vriend van Job zijn zegje doen.
Nu is het Elifaz, die Job verwijt dat hij meent het beter te weten dan God. Elifaz is ook niet te beroerd om uit te leggen wat er gebeurt met mensen die zich tegen God keren.
Niet dat we ergens kunnen lezen dat Job niet meer in God gelooft, integendeel. Maar dat schijnt niet tot Jobs vrienden door te dringen.

Job maakt het de lezer ook niet gemakkelijk.
Ten eerste vraag ik me, net als de vrouw van Job, af, waarom hij niet allang zijn geloof verloren heeft. Maar in hoofdstuk 16 lijkt hij God te vragen iets te zeggen tegen God, omdat God duidelijk niet naar hem, Job, luistert. Eh ...?
Toch eindigt dit hoofdstuk vol Godsvertrouwen.

In hoofdstuk 17 brengt Job dat echter niet meer op. Hij verwacht niets meer van het leven.

De lezer kan het zich zo indenken.

donderdag 21 mei 2015

Trouw tot in de dood

En nog blijft Job weerstreven. Nog blijft hij zijn vrienden vertellen, dat ze niet zo tegen hem mogen spreken over God. Nog blijft hij zeggen, dat zijn vrienden geen kwetsende woorden mogen zeggen over God.
Maar hij gaat ook een stapje verder. Hij zou wel eens met God willen spreken. Om te vragen waaraan hij dit verdiend heeft. Waarom hem al dit leed moet overkomen. Wat hij in zijn jeugd fout heeft gedaan, dat God hem nu zo straft.

Want dat God een overeenkomst met de duivel heeft gesloten, dat komt niet bij Job op.

woensdag 20 mei 2015

Jobs vrienden

Ik heb wat zitten nadenken over de vrienden van Job.

Waarom denken ze toch telkens, dat híj iets fout heeft gedaan? Hoe lang kennen ze Job nu al? Ze weten toch, dat hij een godvruchtig man is? En toch lijken ze bereid slechte dingen over hem te geloven.
Of is het een kwestie van 'zoals de waard is, zo vertrouwt hij zijn gasten?' Ze weten, dat ze zelf vaak genoeg de fout in gaan, dus Job zal dat ook wel eens doen.
Of, nog een mogelijkheid, misschien vinden ze het wel fijn nu eindelijk eens Job bestraffend toe te kunnen spreken. Misschien kwam de troost die Job vroeger bood toch wat harder over dan hij bedoelde.

En Job zelf? Die is niet blij met God. Hij had graag een bemiddelaar tussen hem en God gehad. Nu kan hij alleen klagen en krijgt hij geen weerwoord.

En toch, toch spreekt hij door alles heen zijn vertrouwen in God uit.


dinsdag 19 mei 2015

Jobs vrienden trachten hem te troosten

Jobs vrienden komen op bezoek. En ze schrikken, van wat ze aantreffen. Eerst kunnen ze alleen maar klagen.
Maar dan vermannen ze zich. En om de beurt beginnen ze te spreken. Het zou bedoeld moeten zijn als troost, maar in werkelijkheid zijn het verkapte verwijten: Weet je zeker, dat je niets fout hebt gedaan? God straft de onschuldigen niet.
Job moet er niets van hebben. Hij is boos op zijn vrienden. Hij is boos op God. Maar waar zijn vrienden mogen ophoepelen, daar vraagt Job aan God om snel een einde aan zijn leven te maken.

Hij blijft in God geloven, ondanks zijn ellende.

maandag 18 mei 2015

Job - Het begin

Ik zal maar met de deur in huis vallen: dit vind ik geen Bijbelboek.

Het is meer een sprookje. De drie beproevingen, zoiets. Al zijn het er bij Job wel heel veel meer.

Want je wilt me toch niet vertellen dat God zich laat uitlokken door Satan en zomaar een mens in de penarie laat komen omdat Hij zo nodig Zijn gelijk moet halen? Dat God een mensenleven zo weinig waard zou vinden?

Ik kan het niet geloven. Maar ik lees Job natuurlijk wel uit.

Want ik houd ook heel veel van sprookjes. Vooral als het goede uiteindelijk overwint.

zondag 17 mei 2015

Esther

Vandaag heb ik het hele boek Esther doorgelezen.
Afgelopen voorjaar heb ik in een leesgroep over Esther gezeten bij ons in de Verrijzenisgemeenschap in Maarssenbroek. In vier bijeenkomsten bespraken we wat we gelezen hadden en wat dat voor gedachten bij ons teweeg bracht.
We kregen stukken te lezen. Vandaag las ik het hele verhaal.
Wat me vandaag opviel: dat het verhaal over zoveel jaren verspreid is. In de leesgroep had ik de indruk, dat het verhaal zich binnen een paar dagen afspeelde, met een lange voorgeschiedenis, dat wel. Want als de koning van Perzië zijn vrouw Vashti heeft verstoten, moeten er nieuwe meisjes worden aangevoerd, waaruit hij zich een koningin kan kiezen. En die meisjes komen niet zomaar bij hem terecht: nee, ze moeten eerst een schoonheidsbehandeling van twaalf maanden ondergaan.
Vandaag ontdekte ik, dat Esther al drie jaar koningin is, als haar neef Mordechai, die haar voogd was, in de problemen komt. En met hem alle Joden in Perzië. Want omdat Mordechai weigert te knielen voor Haman, een Pers van groot aanzien, wil Haman alle Joden in het Perzische rijk laten doden. De koning is het met hem eens. Hij weet niet, dat zijn eigen vrouw, Esther dus, zelf ook een Jodin is.
In het hele rijk wordt bekend gemaakt, in de derde maand van het jaar, dat in de twaalfde(!) maand van hetzelfde jaar alle Joden in het Perzische rijk zullen worden gedood.
Mordechai gaat meteen in de rouw en roept zijn nicht op bij de koning om genade te smeken. Esther wil dat eerst niet: als ze onuitgenodigd naar de koning gaat, zal deze haar laten doden. Maar als Mordechai aandringt, gaat ze overstag. En neemt het voortouw. Ze is al drie jaar vrouw van de koning, dus tegenwoordig weet ze wat bevelen is. Ze verzint een list. En een week later is het haar gelukt: de koning heeft tijdens een slapeloze nacht ontdekt dat Mordechai hem gered heeft van een aanslag en heeft Mordechai daarvoor beloond. Esther vertelt de koning, dat Haman het Joodse volk wil uitroeien, dus ook Mordechai, die net als grote held is geëerd. Esther vertelt ook, dat zij een Jodin is, en dus ook gedood zal worden.
Haman is nu de grote schurk. Hij probeert Esther om genade te smeken terwijl de koning boos in de tuin van het paleis rondloopt. En wat ziet de koning als hij terugkomt: Haman op het rustbed van de koningin. Hij trekt de verkeerde conclusie: Haman zal wel hebben geprobeerd de koningin geweld aan te doen.  Haman komt roemloos aan zijn einde. De paal waarop hij Mordechai had willen laten spiesen, wordt de paal waaraan hij zelf wordt gespiesd
Maar ja, het besluit om de Joden uit te roeien, kan niet meer worden herroepen: het is een wet van Meden en Perzen, en daar is geen herroeping van mogelijk. 'Verzin een list' zegt de koning tegen Esther. En dat doet ze. Ze schrijft samen met de koning brieven, waarin de Joden het recht wordt gegeven zich te verdedigen, nog meer zelfs: zich te wreken op de mensen die hen willen uitroeien.
De Joden hebben nog een paar maanden de tijd om zich voor te bereiden. En dat doen ze. Er vindt een vreselijke slachting plaats. En daarna wordt er goed feest gevierd.
Mordechai wordt nu, na de koning, de machtigste man van het rijk. En Esther schrijft, samen met hem, een brief aan de Joden waarin zij hen oproepen ieder jaar deze grote slachting te herdenken.
Mooi, eerst deelt Mordechai de bevelen uit, nu schrijft hij samen met de koningin. En op haar bevel worden de Purimvoorschriften vastgesteld.

Het meisje is volwassen geworden, en heeft haar verantwoordelijkheid genomen.

zaterdag 16 mei 2015

Inwijding

Het is weer feest: de muur van Jeruzalem wordt ingewijd. En hoe! Zangers, instrumentalisten en de priesters en Levieten worden in tweeen gedeeld en onder leiding van Nehemia aan de ene kant en Ezra aan de andere kant trekken ze ieder aan een kant over de muren heen naar de tempel.
En dan, dan stellen de koren zich op en laten de zangers zich horen.
De vrouwen en kinderen vieren mee en tot in de wijde omtrek is het feest te horen.

Daarna neemt het leven zijn gewone gang. Nou ja, gewone gang: de gang van zaken moet eerst nog worden bepaald. En dat gebeurt: welke zangers, wachters, instrumentalisten, priesters, Levieten, enz. enz, wanneer waar moeten staan. Het wordt allemaal bepaald. En ook wie wat moet inzamelen voor de eredienst aan God en voor het levensonderhoud van de priesters en de Levieten. Die laatsten, de priesters en de Levieten, hebben immers geen tijd om het land te bewerken, of te handelen: zij moeten in en rond de tempel zijn.

En dan, dan gaat Nehemia op reis. En als hij terugkomt is er van alles mis. Er worden kamers ingericht voor mensen van gemengde afkomst, terwijl net bepaald was, dat dat niet mocht, er worden geen bijdragen voor de Levieten betaald en de Levieten zijn dus maar weer terug gegaan naar hun eigen akkers (die ze kennelijk toch hadden? Misschien als voorzorg?) En Nehemia moet alles weer recht breien.

Je krijgt het gevoel, dat niemand ook maar iets heeft geleerd van de gebeurtenissen.

vrijdag 15 mei 2015

Voorlezing van de wet

Mooi, in Nehemia 8 wordt de wet van Mozes voorgelezen. Ezra begint. En hij legt het de menigte op zo'n manier uit, dat ze het allemaal begrijpen. Ezra staat op een verhoging. Na Ezra lezen talloze andere mannen voor en leggen de wet uit. En dan komt het: Nehemia, Ezra en de mannen die bij hen staan zeggen tegen het volk: vandaag is geen rouw, vandaag mag je niet huilen. Want het hele volk is gaan huilen, zo ontroerd is het, dat nu de gehele wet niet alleen wordt voorgelezen, maar ook nog uitgelegd. Maar nee, huilen mag dus niet. Er moet feest gevierd worden, dat is nu belangrijk. Dat begrijpt het volk. Even slikken en hup, het feest kan beginnen.

Prediker zou zeggen: Er is een tijd om te wenen, en er is een tijd om te lachen.
En omgekeerd natuurlijk.
Want op de vierentwintigste dag van de maand wordt er boete gedaan. Iedereen komt 'biechten'. En de mannen van Ezra en Nehemia nemen de biecht af. En lezen weer voor uit het boek der wet. En herinneren het volk aan alles wat er gebeurd is, sinds God Abram Abraham ging noemen. De hele rij komt weer langs. En wat ook telkens weer duidelijk wordt: Gods grote barmhartigheid. Telkens weer verlaat het volk God, telkens weer straft God het volk daarvoor, telkens weer komt het volk terug bij God, en telkens weer vergeeft God.
De wolkkolom en de vuurzuil worden weer vermeld, waarmee God Mozes en zijn volk door de woestijn leidde.

Maar toch, wat ik vergeten was, maar het volk uiteraard niet: het volk is nog niet helemaal bevrijd. Ze zuchten nog onder het juk van een vreemde koning. En daarom wordt besloten dat er een oorkonde inzake de onderhouding der wet zal komen. Geen mannen die trouwen met de dochters uit andere volkeren, geen vrouwen die trouwen met de zonen uit andere volkeren. En er zal geofferd worden. Alles in een poging God weer aan hun kant te krijgen.

En eindelijk weer helemaal vrij te zijn.



donderdag 14 mei 2015

Slavernij en schulden

Toch wel fijn, als je iets terug kunt zoeken.
Toen ik vanavond Nehemia 5 las zei ik tegen mijn vriend: de Joden mòchten niet eens slaven uit hun eigen volk nemen.
Toen ik het ging terugzoeken bij Deuteronomium, bleek het iets anders te zijn: In Deuteronomium 15:12-13 staat, dat je landgenoot zich aan jou mag verkopen. Je moet die landgenoot dan wel vrijlaten na zes jaar. En dan moet je hem, of haar, ook nog eens een aantal zaken meegeven: kleinvee, graan, wijn, zaken, waarmee God je gezegend heeft.
En ik betwijfel, of die zes jaar reeds verlopen zijn.

Maar, Nehemia vindt het volkomen onterecht dat de rijken hun armere landgenoten kopen. Hij vindt dat je dat niet doet, iemand van je eigen volk in slavernij nemen. En, wat hem ook ergert: deze mensen zijn vaak vrijgekocht van de Perzen, en nu zouden ze ook nog eens van hun landgenoten moeten worden teruggekocht? Nehemia dacht het toch niet. Hij geeft het goede voorbeeld en scheldt de schulden kwijt die zijn landgenoten bij hem hebben. Hij roept zijn rijke landgenoten op alles wat hun armere landgenoten hen als onderpand hadden gegeven terug te geven. Inclusief de rente. Zijn rijkere landgenoten kunnen nu niet terug en zeggen dat ze zullen doen zoals Nehemia gezegd heeft.
Nehemia vertrouwt ze toch niet helemaal en haalt er de priesters bij. De rijkere landgenoten zweren het nu nog eens aan de priesters.
En om iedereen helemaal van de ernst van de situatie te overtuigen, staat Nehemia op, schudt zijn mantel uit en zegt:
Zó zal God iedere man die dit woord niet gestand doet, uitschudden uit zijn huis en uit zijn bezit en zó zal hij uitgeschud en leeg zijn.
 Daar kan het volk slechts 'Amen' op zeggen.

Na de bevrijding

Op het moment ben ik bezig met het boek 'Vergeet het maar' van Jos van Manen-Pieters, een streekromanschrijfster. Het speelt zich af vanaf vlak na de Tweede Wereldoorlog tot zeventien jaar later. De hoofdpersoon in het boek, Vera, zegt in de tussenliggende jaren tegen haar man: 'Hebben we dan helemaal niets geleerd van de oorlog?
'Nee,' is zijn antwoord, 'dat doen mensen nooit.'

Dat gevoel kreeg ik vanavond ook, toen ik het begin van Nehemia las. De teruggekeerde Joden zijn bezig de muur rond Jeruzalem te herbouwen. Daar nemen de buurvolkeren aanstoot aan. Ze komen kijken bij de muur en roepen hatelijke woorden.
En dan, dan staat er in Nehemia 4:4:
Hoor, onze God, hoe wij gehoond worden, en doe hun smaad terugkeren op hun eigen hoofd en geef hen als buit over in een land van gevangenschap. [...]
Niets geleerd in ballingschap, niet geleerd zachter tegenover de medemens te staan, zelfs al is die haatdragend.

Nou hebben ze natuurlijk ook wel gelijk: de situatie loopt flink uit de hand, en de teruggekeerde ballingen moeten op wacht staan om te voorkomen dat ze worden overvallen en dat de muur weer wordt afgebroken. Dat is natuurlijk het lastige met vooroordelen en met nare gedachten: ze lijken regelmatig terecht te zijn.




dinsdag 12 mei 2015

Gemengde huwelijken

De meeste mensen lezen natuurlijk met hedendaagse ogen de Bijbel. En aangezien mijn ogen wat ouder zijn, schrikken ze in de passages over gemengde huwelijken.

De profeet Ezra besluit dat als mensen in een gemengd huwelijk leven, de Joodse mannen hun vrouwen, èn kinderen!, moeten wegsturen. Niet iedereen is het daarmee eens. Maar, aangezien zij een minderheid vormen, wordt het voorstel toch uitgevoerd.
Er zijn talloze mannen die 'buitenlandse' vrouwen hebben gehuwd. Gelukkig mogen ze de vrouwen ook niet zomaar wegsturen. Ze moeten voor de rechters verschijnen, en er moet een ram als schuldoffer worden meegegeven. Zo houden de vrouwen nog iets over voor zichzelf en hun kinderen.
Wat gebeurde er met die vrouwen? Gingen ze naar hun eigen familie terug? Die zal ook niet blij geweest zijn, met al die extra monden om te voeden. En de vrouwen konden misschien ook wel moeilijk opnieuw huwen, nu ze kinderen hadden. De schrijver van Ezra heeft er ook moeite mee: het allerlaatste vers, Ezra 10:44:
Deze allen hadden vreemde vrouwen genomen; hieronder waren vrouwen die zonen hadden voortgebracht.
Tja, het is kennelijk minder erg, als de vrouwen met hun dochtertjes worden weggestuurd.

Geen woord over de vrouwen die buitenlandse mannen hebben gehuwd. Die hoeven kennelijk niet teruggehaald. Terwijl in de Joodse traditie een kind Joods is, als zijn moeder Joods is. Of is die traditie pas later ontstaan?


maandag 11 mei 2015

Tegenwerking

Gisteravond en vanavond las ik iets verwarrends in Ezra 4:
De Israëlieten hebben in Ezra 1 toestemming gekregen van Kores, de koning van Perzië, om naar Israël terug te gaan. In feite zijn ze zelfs teruggestuurd. (Ik vermoed dat het te duur werd om hen te onderhouden, maar daar hebben we het nu niet over). Ze krijgen zelfs geld en kostbaarheden mee om de tempel weer op te bouwen.
En dan, in Ezra 4, komt er een kink in de kabel: 'de tegenstanders van Juda en Benjamin' horen dat de ballingen een tempel bouwen. Ze bieden aan mee te helpen en worden geweigerd. Ik heb het opgezocht: de tegenstanders zijn de volkeren die in het Heilige Land kwamen wonen na de ballingschap. De Samaritanen, die nooit volwaardig geacht werden, hoe hard ze ook hun best deden God te vereren. (Ik verheug me al op het stuk in het Nieuwe Testament over de barmhartige Samaritaan, maar dat ook al terzijde). En de Samaritanen worden zo boos over de weigering, dat ze gaan klikken bij de nieuwe koning van Perzië, Arthahsasta: weet u wel, hoe zij altijd tegen uw volk gestreden hebben? Gevaarlijke mensen zijn het. De koning van Perzië luistert naar hen en geeft bevel dat de bouw onmiddellijk moet worden gestaakt.
Wat interessant is, want ik heb bij een Bijbelproject over Esther in mijn katholieke gemeenschap nu net geleerd, dat je een wet van Meden en Perzen niet kunt herroepen. En hier lijkt dat wel te gebeuren.
En dan komt er een nieuwe koning in Perzië, Darius. Die heeft nog niets toegezegd, maar de Judeeërs beginnen maar alvast te bouwen. De stadhouders van het gebied er vlakbij komen eens een kijkje nemen en vragen waarom de Judeeërs denken, dat ze al mogen bouwen.  De Judeeërs hebben de profeten om ze bij te staan, en dat blijken historici te zijn die aardig op de hoogte zijn van voorgaande gebeurtenissen. De stadhouders doen verslag bij koning Darius, die laat het uitzoeken en jawel, het mag inderdaad.


Welles - nietes - welles.


zondag 10 mei 2015

Getallen

Ik heb enorme berekeningen gemaakt, om aan te tonen dat een getal van 2.172 mannelijke nakomelingen in zeventig jaar tijd niet zou kunnen (Ezra 2: 3 en verder). Maar toen kwam ik er achter dat een totaal van 8.888 nakomelingen theoretisch mogelijk was, dus ik zal jullie er verder niet mee vervelen.
Het lijkt mij nog steeds een groot aantal, zeker gezien de grote kindersterfte en de sterfte van de moeder bij een geboorte, maar vooruit.

Wat me wel opvalt is, dat hoe verder je komt in Ezra twee, hoe kleiner het aantal mannelijke nakomelingen wordt, al springen de priesters er wel weer uit met hogere aantallen mannelijke nakomelingen.
Kinderen als statussymbool, het klinkt helaas nog steeds bekend.

Maar dan springt er opeens een heel ander iets in het oog: in Ezra 2:41 worden zomaar 'de zangers' genoemd, direct na de priesters en de Levieten. En de zangers hebben zelfs meer nakomelingen gekregen dan de Levieten: 128 tegen 74.
De zangers worden nog een keer genoemd in Ezra 2:65-66: 'zangers en zangeressen hadden zij tweehonderd'.  Ze staan dit keer achter de niet-geaccepteerde zonen van Barzillai genoemd, die van het priesterschap werden uitgesloten omdat ze niet konden bewijzen dat ze waren ingeschreven in het register, achter de slaven en slavinnen en nog maar net vóór het vee, maar, vooruit, ze worden genoemd.

En dat is voor een muzikaal iemand toch weer heel prettig.




zaterdag 9 mei 2015

Einde en een nieuw begin

Dinsdag 21 april schreef ik in mijn blog: Afgelopen. Het grootste deel van het Joodse volk was in ballingschap. En er hielden mij maar twee zaken overeind: de wetenschap dat het volk weer uit ballingschap zou komen en het feit dat de koning van Juda aan tafel zat bij de machthebber.

Vanavond drong het tot me door (wist ik wel, maar ik herinnerde me niet het gelezen te hebben bij Koningen II), dat de tempel verwoest werd. En Jeruzalem. Nadat God talloze malen had gewaarschuwd via profeten. Die in eigen land niet geëerd werden.

Zeventig jaren zijn de Joden in ballingschap. Dan verovert de Perzische koning Babel (dit heb ik van Jochem Stuiver, de predikant die de Bijbeluitdaging 2015 is gestart) en wordt het Joodse volk teruggestuurd. Om hun stad, hun land te herbouwen.

Vrolijker dan na Koningen II ga ik nu het volgende Bijbelboek in, Ezra.



 Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.


vrijdag 8 mei 2015

Pesach

II Kronieken, 34-35

Eigenlijk had ik willen schrijven over de Levieten die muziekinstrumenten konden bespelen en aan het hoofd stonden van lastdragers en de leiding hadden over de werklieden. Wat is er voor verband tussen het kunnen bespelen van een muziekinstrument en het leiding kunnen geven? Geen idee.

Maar ik werd veel meer geraakt door het opnieuw vieren van Pesach, iets wat in tijden niet meer gebeurd was. Niet meer sinds het overlijden van Samuël. In ieder geval niet zo uitgebreid meer.
Niet dat ik dat het belangrijkste vond. Nee, hoewel belangrijk, is er iets anders: het feit dat het gewone volk zelf kennelijk niet meer de offers voor Pesach kan opbrengen en ze dan krijgt.
Krijgt van koning Josia, krijgt van de vorsten. Kleinvee, schapen en geiten. En rundvee. De aantallen lopen voor het kleinvee in de tienduizenden, voor het rundvee in de duizenden.

Dat is pas vieren: delen wat je hebt. Met hen die het niet kunnen opbrengen.



Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.


donderdag 7 mei 2015

Golfbeweging

II Kronieken 33

En weer wordt een koning die God eert, (Je)Hizkia, opgevolgd door een koning, die andere goden aanbidt. Het interessante is dat deze koning, Manasse, eerst van kwaad tot erger gaat, dan door de koning van Assur in ballingschap wordt meegevoerd en dan tot inkeer komt. Afzwering en inkeer in één persoon. Hij begrijpt dan eindelijk, dat er maar één God is, en dat is de God die hij heeft afgezworen. Manasse betuigt zijn spijt aan God en belooft het beter te gaan doen.
God, zoals we weten dat God doet, laat zich vermurwen. Manasse komt vrij en gaat terug naar Jeruzalem. Daar haalt hij de valse goden weg, daar haalt hij de afgoden die in Gods tempel stonden(!) terug, daar herstelt hij de Goddelijke orde.

En Manasse is nog niet dood, of zijn zoon, die hem opvolgt, aanbidt weer de afgoden. Het houdt maar niet op.



Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.

woensdag 6 mei 2015

Opvoeren van de spanning

Kort geleden las ik voor de tweede keer het boek van René Appel, 'Spannende verhalen schrijven'.  Hij legt daarin uit, dat spanning niet alleen voorkomt in thrillers en detectives, maar dat het een wezenlijk onderdeel is van ieder boek.

Ik kom het vanavond weer tegen in de Bijbel: in II Kronieken 32:1-23 wordt verteld hoe Jeruzalem wordt bedreigd door Sanherib, de koning van Assur. Sanherib snoeft, dat hij ieder volk al heeft overwonnen. Ook die volkeren die dachten, dat hun god hen wel zou beschermen. Hij stuurt zijn dienaren naar Juda en Jeruzalem om dat even goed in te peperen. Om het allemaal nog effectiever te maken, stuurt hij ook nog een brief waarin hij God hoont. En zijn dienaren roepen van alles en nog wat in het Judees naar de bevolking.

Als gelovig lezer weet je wel beter: God redt het volk wel.
En inderdaad, God stuurt een engel die alle krijgshelden, vorsten en oversten verdelgt.

Natuurlijk zijn we niet wraakzuchtig, anders dachten we wel: lekke puh!



Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.

dinsdag 5 mei 2015

De vreugde der wet 2

In 2 Kronieken 28 lezen we over Achabs goddeloze gedrag. En waar dat op uitloopt.
Zijn zoon Jehizkia (ook wel Hizkia genoemd) gaat het helemaal anders doen.
Hij opent de poorten van de Tempel, roept de priesters en Levieten bijeen en beveelt hen de tempel te reinigen. De mannen tonen zich bereid. Ze worden genoemd met name, om aan te geven hoe belangrijk het was dat ze dit deden: Mahat, Joël, Kis, Azarja ... met daarbij vermeld de namen van hun vaders en de stammen waaruit ze voortkomen.
Het kost ze zestien dagen, en dan is het gelukt. De priesters maken binnen schoon, de Levieten buiten. Ze brengen verslag uit bij de koning.
Op de zeventiende dag gaat de koning met zijn oversten naar de Tempel. Er worden offers gebracht.
Bij een feest hoort muziek, ook in de Bijbel. Dus worden de Levieten bij de Tempel opgesteld, met muziekinstrumenten, cimbalen, harpen en citers, 'de instrumenten van David,' zoals de Bijbel zegt. De priesters komen erbij, met trompetten.
En op het moment dat het eerste brandoffer wordt gebracht, wordt een lied aangeheven, klinkt er trompetgeschal en de 'instrumenten van David'. De gemeente buigt, de gemeente zingt mee, de priesters blijven op de trompetten blazen - net zolang totdat het eerste brandoffer is voltooid. En dan staat er iets interessants in 28:34:
Er waren echter te weinig priesters, zodat zij niet al de brandoffers de huid konden aftrekken, maar hun broeders, de Levieten, hielpen hen ... Want de Levieten hadden met hun heiliging meer ernst gemaakt dan de priesters.
Hoe kan dat? Moesten de priesters meer handelingen verrichten? Waren de Levieten geloviger? Dat lees ik niet.

Het einde van II Kronieken 28 is ook mooi:
Jehizkia en het gehele volk verheugden zich over wat God zijn volk bereid had, want onverwacht was deze zaak geschied.
De vraag blijft wel: Hoezo onverwacht?



Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.

maandag 4 mei 2015

Mededogen

II Kronieken 28

Een ontroerend stuk vanavond.

Achab gaat de fout in, zoals zoveel Koningen in die tijd. Hij is erger dan de meesten, hij maakt zelfs beelden voor Baäl. God straft hem dan ook zwaar. En met hem zijn volk.
Israël vecht met Juda en Israël wint. Veel, heel veel vrouwen en kinderen worden weggevoerd. En er wordt flink geplunderd.

Maar dan komt er een ziener, Obed. Die zegt tegen de Israëlieten: schaam je je niet? Alsof jullie zonder zonden zijn. Laat die gevangenen toch teruggaan naar huis.

En daar komen ze dan, de mannen van Israël. De mannen die niet hebben gevochten. Ze zeggen tegen de strijders: jullie zijn te ver gegaan. We hebben al zoveel fout gedaan tegenover God.

En ze kleden de gevangenen van de buit die de strijders hebben meegenomen. Ze geven hen weer schoenen. Ze geven ze te eten, te drinken. Ze verzorgen hun wonden.
En als de gevangenen niet goed kunnen lopen, zetten ze hen op ezels.
En ze nemen de gevangenen mee naar Jericho, in de wetenschap dat ze vandaar naar huis gebracht zullen worden.

Dat kun je dus ook doen met je vijanden: ze menswaardig behandelen.



Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.

zondag 3 mei 2015

Begraven

Zeer herkenbare mensen, die koningen van Juda en Israël.
Amazia wordt koning, nadat zijn vader Joas is vermoord door zijn dienaren. Die vermoordden hem, omdat hij de zoon van de ziener had gedood.
Eén van de eerste regeringsdaden van Amazia: hij laat de dienaren doden, die zijn vader hebben gedood. Maar: hij kent zijn wetten en doodt niet hun kinderen; dat mag niet volgens de wetten in het boek van Mozes.
Vervolgens gaat hij oorlog voeren. Hij huurt er huurlingen uit Israël voor in. Dan komt er een 'man Gods' die hem vertelt dat dat niet nodig is. Amazia laat de huurlingen hun geld houden en stuurt ze terug naar Israël. Toch zijn de huurlingen boos: hadden ze verwacht veel buit binnen te halen?
Het volk haalt de overwinning en doodt veel mannen.
Tot zover gaat het redelijk goed met Amazia. Maar dan - neemt hij de goden van de Seïrieten, die hij net verslagen had, mee. Dat zint God niet. Hij laat een profeet naar Amazia toegaan die namens hem vraagt: hebben die goden de Seïrieten aan de overwinning geholpen? Nee, waarom vereer je ze dan?
Maar Amazia heeft daar geen boodschap aan en wijst de profeet er fijntjes op, dat hij zich niet kan herinneren dat hij als zijn raadsman is aangesteld.
De profeet berust en vertrekt.
Amazia wordt overmoedig en wil vechten met de koning van Israël. Doe maar niet, zegt die, je gaat het toch verliezen. Amazia doet het wel. En verliest.
Hij wordt niet gedood. Nog vijftien jaar leeft hij, dan sterft hij. En wordt begraven 'bij zijn vaderen' in de stad Davids.

Zijn zoon Uzzia volgt hem op als hij pas zestien is. Maar hij doet het uitstekend. Hij eert God. En hij wordt rijk. Zo rijk, dat hij vergeet aan Wie hij die rijkdom te danken heeft. Hij wil zelf aan God gaan offeren. Dat willen de priesters niet, het is hun taak. Er komt ruzie, Uzzia keert zich zelfs met een wierookvat in de hand naar hen toe ... En dan ziet iedereen, dat hij melaats is.
Uzzia vertrekt, gaat elders wonen, afgezonderd van de rest. En als hij sterft, wordt hij wel 'bij zijn vaderen' te ruste gelegd, maar op het veld naast de begraafplaats der koningen. Want hij was melaats.


Deze week is een 'vrije week' voor de Bijbeluitdaging 2015. Ik lees echter iedere dag toch één à twee hoofdstukken, want ik wil het ritme niet kwijtraken.


zaterdag 2 mei 2015

Oorlog en gezang

II Kronieken 20:1-30

Achab is dood, maar Josafat is levend uit de oorlog teruggekeerd. Maar het blijft niet rustig in zijn rijk. De Moabieten en Ammonieten komen. En ze worden gesteund door mensen uit het gebergte Seïr. Het zijn er veel, heel veel.
Josafat wordt bang en roept een vasten uit voor heel Juda. (Mooi, ik heb de afgelopen maanden in mijn kerk een serie bezinningen over het boek Esther bijgewoond. Daar roept Ester ook een vasten uit. Maar dat terzijde.) Dan komt het volk naar Jeruzalem, naar de tempel. Josafat gaat temidden van het volk staan. Interessant, niet vóór het volk, maar temidden van. Een aanwijzing dat hij het ook niet weet? Dat hij vindt dat God vóór het volk moet staan?
Uitgebreid legt Josafat God uit, dat het volk bang is en de vijand zo groot. En dan komt er een Leviet naar voren en zegt: We hoeven niet bang te zijn. Dit is geen oorlog van ons, dit is een oorlog van God. Wij moeten oprukken naar de vijand. En dan zullen we zien, wat God met die vijand doet.
Josafat is opgelucht en aanbidt, samen met het hele volk, God.
De Levieten niet. Die staan juist op om God 'met krachtige stem' te loven.

De volgende ochtend trekken ze op, het volk. En 'na het volk te hebben geraadpleegd' stelt Josafat de mannen op. Dat is interessant, want van andere koningen staat in de Bijbel dat het volk morde, omdat de koning ze niet raadpleegde.
Nog interessanter: Josafat stelt de mannen niet op om te vechten, nee, ze zingen. Ze zingen en lopen in feestelijke kleren. Vóór de gewapende mannen uit, die zijn er ook.
En dan wordt het interessant: de zangers heffen 'jubel en lof' aan en meteen loopt de vijand in allerlei hinderlagen. De Moabieten en Ammonieten zijn ervan overtuigd dat het volk van Seïr die hinderlagen heeft gelegd en keren zich gezamenlijk tegen hen.
Dan zijn er 'nog maar' twee vijanden over. Maar ook die beschouwen elkaar als vijand.
En als het volk van Josafat, het volk van Juda, op het strijdtoneel aankomt, hoeft het niet meer te vechten.
Er is alleen nog maar buit. En die wordt dan volop meegenomen. Mooi ook, dat de Bijbel precies benoemt wat het is: roof. Niet: 'we hebben ons hun bezittingen toegeëigend', nee: 'zij plunderden'.
En dan gaan ze terug naar Jeruzalem. En dit keer wordt er niet alleen gezongen, nee, er worden harpen, citers en trompetten bijgehaald.
En alle volken in de buurt schrikken zo van het gebeurde, dat ze het een hele tijd uit hun hoofd laten nog oorlog te voeren tegen Juda.

Dat zang en jubel toch zoveel kan bewerkstelligen. Met Gods hulp dan.

vrijdag 1 mei 2015

Strijd tussen profeten

Lang geleden las ik een Asterix en Obelix. Er moest een Romeins krijgsheer dood en een aantal had bedacht hoe dat het beste zou kunnen: ze lieten hem door een aantal dokters onderzoeken. Dat leverde zoveel tegenstrijdige meningen op, en zoveel gekrakeel, dat hun opzet slaagde. Of bijna, dat weet ik niet meer.

Daar moest ik vanavond aan denken toen ik II Kronieken 18 las. De koningen van Juda en Israël zijn zwagers en hebben het best gezellig met elkaar. Dan probeert Achab, de koning van Israël, Josafat, koning van Juda, over te halen ten strijde te trekken tegen Ramoth in Gilead. Josafat heeft daar wel oren naar. Maar, hij is duidelijk een voorzichtig man. Dus stelt hij voor eerst maar eens aan de profeten te vragen of het wel zo'n goed idee is.
Geen probleem, de profeten worden gehaald en ze voorspellen unaniem, dat het een makkie zal worden. Ene Zedekia komt zelfs met hoorns aan en beweert, dat Achab hiermee Aram zal stoten totdat hij hen heeft verdelgd.
Unaniem? Er blijkt nog één profeet te zijn, die misschien iets anders zal gaan zeggen. Dat doet me weer denken aan dat ene kleine dorpje in Gallië, dat zich tegen de Romeinen blijft verzetten. Achab heeft er niet zo'n zin in die profeet te laten komen: Dat is Micha, zegt hij, ik heb nog nooit iets goeds van die man gehoord.
Toch mag Micha komen. Hij probeert nog even tegen zijn geweten in te spreken van een klinkende overwinning. Maar als Josafat aandringt, komt hij over de brug. Hij heeft gedroomd dat God Achab wilde verdelgen en zijn raadgevers heeft gevraagd hoe dat het beste kon. En de oplossing was: een leugengeest in de mond van al Achabs profeten.
Dat vinden de andere profeten uiteraard niet leuk om te horen. Zedekia, die van de hoorns, is zelfs zo boos, dat hij Micha een kaakslag verkoopt en hem vraagt: 'Langs welke weg zou de Geest des Heren van mij geweken zijn om tot u te spreken?' De Nieuwe Bijbelvertaling zegt het iets simpeler: 'Wilt u soms beweren dat de geest van de Heer van mij naar u is overgestoken om tegen u te spreken?'

En dan spreekt Micha de vreselijke woorden: 'Dat zult gij zien op die dag, waarop gij van kamer tot kamer zult gaan om u te verbergen.'

Het lachen vergaat je.