dinsdag 7 april 2015

Namen, namen, namen

Het begint me weer te duizelen. Al die namen.
David ken ik natuurlijk. En Joab.
Maar nu wordt ook Amasa genoemd. En David zegt: 'Zijt ge niet mijn eigen vlees en bloed?' Ik zie zijn naam niet staan bij 'Zonen van David' in II Samuël 3:1-5.
Maar dan blijkt het ook niet zo heel erg te zijn, dat ik het niet weet, want al spoedig wordt Amasa gedood. David had hem er op uit gestuurd om de mannen van Juda samen te roepen. Hij kreeg er drie dagen voor om terug te komen. Als Amasa niet terugkomt, stuurt David Joab. Joab komt Amasa tegen, en doodt hem meteen.
Ik heb het gevoel dat Joab nogal snel klaar is met mensen. Hij doodt ze nogal gauw.

Voor het grotere goed levert David de Gibeonieten zeven mannen uit van het huis van Saul: Saul had dat volk een eed gezworen, maar was die niet nagekomen. Het ophangen van de zeven mannen was een genoegdoening van Davids kant. En het werkt: God is David weer welgezind.
David haalt de beenderen van de omgebrachte mannen weer terug naar Jeruzalem en laat ze in eigen land begraven.
Opnieuw lezen we over een nieuwe strijd tegen de Filistijnen. Opnieuw weet David hen te verslaan.

En hij heft een danklied aan voor God.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten