vrijdag 24 april 2015

Autowasstraat

Ik kom uit een 'goed katholiek gezin': tien kinderen hadden mijn ouders. In de jaren zeventig en tachtig werd er druk getrouwd.
Ik herinner me, dat op de trouwdag van mijn jongste broer mijn zussen tevreden binnenkwamen: ze waren net met hun auto naar de autowasstraat geweest. Alles moest er piekfijn uitzien voor de grote dag.

Net zo staat het in Kronieken I 13: De Ark wordt uit Kirjath-Jearim gehaald. Koning David trekt er met het hele volk heen. De Ark wordt op een nieuwe wagen vervoerd, 'uit het huis van Abinadab, terwijl Uzza en Ahio de wagen leidden.' Alles moet er piekfijn uitzien voor de grote dag.
Zo belangrijk is deze gebeurtenis, dat een aantal betrokkenen met name wordt genoemd.

En dan komt het feest, net zoals bij mijn broer.
En David en geheel Israël dansten uit alle macht voor Gods aangezicht, begeleid door zang en door muziek van citers, harpen, tamboerijnen, cimbalen en trompetten.
Maar dan gaat het mis. Op het feest van mijn broer was het een tante die het benauwd kreeg omdat er, tegen alle dringende verzoeken in, toch werd gerookt. De meeste mensen hadden het niet eens in de gaten. Het kwam weer goed met haar en ze heeft nog jaren geleefd.

Bij het feest rond de Ark gaat het veel erger mis. De runderen die de wagen met daarop de Ark trekken, glijden uit. Uzza steekt zijn hand uit om de Ark te grijpen, anders kon die wel eens van de wagen vallen. En wat gebeurt er? Krijgt Uzza verder een goed leven, omdat hij de Ark heeft gered?
Niets van dat alles. God is boos, want Uzza heeft tegen alle ge- en verboden in de Ark aangeraakt. Uzza sterft ter plekke.

Het feest gaat als een nachtkaars uit.

En David wordt zo bang voor de Ark, dat hij hem niet in Jeruzalem wil opnemen, maar bij iemand anders onderbrengt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten