vrijdag 27 februari 2015

Oorlogen

Overal waar de Israëlieten komen, staan legers klaar om ze te verjagen. Niet erg vreemd: het is ondertussen een enorm volk geworden. En Mozes mag dan wel beloven, dat zijn volk de 'koninklijke weg' zal bewandelen, dat moet nog maar blijken.
Dus strijdt de koning van Arad tegen de Israëlieten, en neemt er zelfs een aantal gevangen.
Nu komt er een wonderlijke gelofte: het volk zegt tegen God: als u ons helpt van de koning te winnen, zullen wij de steden met de grond gelijk maken. En dat doet God.
Welk belang heeft God erbij, dat ze steden met de grond gelijk maken? Wil hij alle volkeren vernietigen, die niet in hem geloven?

Hierna klagen de Israëlieten weer. God raakt daar zo geërgerd over, dat hij slangen stuurt, die een dodelijke beet hebben. Mozes praat God weer om en God laat Mozes een koperen slang maken. Als de Israëlieten daarnaar kijken, zullen ze in leven blijven.

Ik heb dit stuk eerder gelezen, maar ik weet niet wanneer.

De Israëlieten trekken door, met allerlei omwegen en komen uiteindelijk bij Moab. En daar, daar is eindelijk water. De Israëlieten zijn er zo verrukt over, dat ze er een lied over maken.

Dan komt er weer nieuwe strijd: met de koning van Sihon en tegen Og van Basan.
De koning van Sihon wordt zo volledig overwonnen, dat de Israëlieten in zijn steden kunnen gaan wonen. Ze nemen nog meer steden van de koning in.
Dan komt de koning uit het buurland, Og, in actie. Hij stuurt zijn leger op de Israëlieten af. De Israëlieten verslaan hem verpletterend.


Vanwege de vakantie die de Bijbellezers hebben, lees ik nu heel weinig, één à twee hoofdstukken. Volgende week zal ik dan minder hoeven te lezen. Maar door nu te blijven lezen, houd ik de regelmaat in stand.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten