zaterdag 21 februari 2015

Boos

Vandaag heb ik moeten lachen om mijn Bijbelhoofdstukken uit Numeri.
Terwijl je zou denken, dat dat nergens voor nodig is.
Want God is boos. En niet zo'n beetje ook. Zit zijn volk weer te morren. Zijn ze weer eens ontevreden. Hij wordt het spuugzat. Hij straft het volk.
En nu is Mozes het spuugzat. Waarom stelt u mij verantwoordelijk voor het hele volk? Heb ik het soms gebaard? Ze zitten de hele dag te jammeren om vlees. Ik kan het niet alleen! Het is te zwaar! Als u wilt, dat ik zo doorga, kunt u me maar beter doden, want dit kan ik niet aan.
God begrijpt dat wel. Hij draagt Mozes op de zeventig oudste mannen van het volk, die ook al leiders zijn, naar de tent der samenkomst te brengen. Daar zal hij met allen spreken. En dan kunnen zij een deel van Mozes' last overnemen. Maar, dat mag Mozes niet tegen het volk zeggen. Hij moet zeggen: jullie wilden toch zo nodig vlees? Nou, dan krijg je vlees. Niet één dag, niet twee, nee, een hele maand, totdat het je neus uitkomt!
Kijk, daar komt de uitdrukking dus vandaan. Het is een Bijbelse uitdrukking, van lang, heel lang geleden.
Maar goed, Mozes gelooft God niet. Zoveel schapen hebben ze toch niet? Zoveel runderen toch ook niet? En als het vis zou zijn: nou, dan zul je alle zeeën moeten leegvissen om zijn volk genoeg vlees te kunnen eten.
Wacht nou maar af, zegt God.
Mooi, die twee boze 'mannen', die als kemphanen tegenover elkaar staan. 
Mozes gaat naar het volk, zegt het wat God hem heeft opgedragen te zeggen, en verzamelt de zeventig mannen. Zodra die Gods geest op zich voelen rusten, profeteren ze, daarna niet meer. Maar dan blijkt, dat niet alle zeventig mannen zijn gekomen. Twee zijn in de legerplaats gebleven. En ook zij profeteren. Jozua, van jongs af aan Mozes' dienaar, hoort ervan. 'Belet het hun!' vraagt hij aan Mozes. Maar nee, Mozes zegt dat hij zou willen dat het hele volk profeteerde. En loopt dan met de zeventig (of achtenzestig??) man weg naar een andere plek.
En dan komt het vlees. Kwakkels. De kleinste hoendervogels van Europa, vertelt Wikipedia. De enige hoendervogels (sorry, 't is West-Vlaams, ik weet niet wat hoendervogels zijn) die trekvogels zijn. Verwant aan de fazanten. En die storten neer. Kwakkel aan kwakkel, twee lagen dik.
En wat doen de Israëliërs? Die vieren feest. Ze verzamelen de vogels en proppen ze in hun mond. Ze nemen niet eens de moeite te kauwen.
En weer wordt God boos. Zo boos, dat hij talloze van die gulzigaards doodt.
En nog is Gods boosheid niet afgelopen.
De gulzigaards zijn begraven, het volk trekt verder, en Mirjam en Aäron mopperen onderling op Mozes. Want Mozes heeft nog een vrouw genomen, een Ethiopische. En dat zint zijn broer en zus niet. Heeft God soms uitsluitend via Mozes gesproken? vragen ze elkaar. Of heeft hij ook door ons gesproken?
Van wat ik tot nog toe gelezen heb ik de neiging om het eerste te geloven, dus dat God uitsluitend via Mozes sprak, maar Miriam en Aäron denken er duidelijk anders over.
God hoort die twee. Hij roept Mozes, Aäron en Miriam naar de tent van samenkomst, en gaat daar tegen ze tekeer. Als Mozes een profeet was geweest, had hij in een droom tot hem gesproken, maar tot Mozes spreekt hij rechtstreeks. En waarom mopperen Mirjam en Aäron dan tegen elkaar over Mozes?
God is zo boos, dat hij Mirjam in één klap melaats maakt.
Dat vindt Mozes weer niks. Hij pleit voor zijn zus, wat ik voor hem vind pleiten.
God zegt: laat haar maar mooi zeven dagen buiten de legerplaats blijven, daarna pas mag ze weer terug.
En zo gebeurt het.
Het is duidelijk: met God valt niet te spotten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten