maandag 9 februari 2015

Exodus - geuren en kleuren

God geeft zeer uitgebreide aanwijzingen voor het maken van zijn heiligdommen, voor de offers en voor de kleding van zijn priesters.
Goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken: die kleuren moeten allemaal in het borstschild van Aäron, de priester. En dan de bijbehorende stenen: rode jaspis, turkoois onder andere.
Gouden kettinkjes horen erbij. Niets is goed genoeg voor God, zoveel is duidelijk.
En dan komen de offers: een stier, twee rammen. Ze moeten geofferd worden, zodat God het kan ruiken. De geur van vlees is God aangenaam. En de geur van bloed! Mozes moet bloed strijken achter de rechteroorlel van Aäron, op de kleden van de zoons van Aäron moet bloed worden gesprenkeld, op het altaar.
Maar niet alleen de geur van vlees, God houdt ook van andere geuren. Daarom moet er een apart reukofferaltaar komen. Daarop wordt alleen welriekend geurwerk gebrand. Geen brandoffer, geen spijsoffer, geen plengoffer. Nee, geurwerk. Behalve één keer per jaar, dan mag het bloed van het zondoffer op de hoornen van het altaar gestreken worden. Maar ook alleen dan.
Dan komt tussendoor een geldkwestie: er is geld nodig voor alle offers. Iedereen moet eens in zijn leven daarvoor betalen. Een halve sikkel. En, iedereen betaalt even veel. Maakt niet uit of hij rijk of arm is, het is en blijft een halve sikkel.
Daar gaan wij, met ons belastingstelsel, waar vrijwel tot op de komma wordt uitgerekend wat iedereen moet betalen. Dit is iets, waar iedereen evenveel aan bij moet dragen.
Terug naar de geuren. Zalfolie voor de voorwerpen rond de altaren, en voor de altaren zelf. De zalfolie is niet bestemd voor gebruik op mensen.
Dan het 'reukwerk': ook dat is alleen voor God, voor de tent van samenkomst, dat God ervan kan genieten. En als iemand eraan ruikt, om ervan te genieten, is hij ten dode opgeschreven.
En voor dit alles worden vaardige werklui ingeschakeld. Ze worden bij name genoemd in de Bijbel: Bezaleël en Aholiab, ieder uit een verschillende stam. Maar ieder kennelijk zo'n kunstenaar, dat God hen dit Goddelijk werk durft toe te vertrouwen.
Een hele eer. En een hele verantwoordelijkheid.

Wat me ook opvalt: veel mensen, ik in ieder geval ook, hebben de neiging God als onstoffelijk te zien. Maar deze God geniet. Geniet van goud. Van kleuren. En van geuren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten