donderdag 12 februari 2015

Offers

Brandoffers. Spijsoffers. Vredeoffers. Reukoffers. Zondoffers. Schuldoffers. Voor als je iets fout hebt gedaan en dat eerst niet weet en je dan opeens beseft wat je hebt gedáán.
Wat ik zo mooi vind is, dat je de hand op de kop van het te doden dier legt. Dat het dier jou goed gezind is. Dat straalt dan kennelijk af op het offer.
Het doet me denken aan de indianen die, zoals ik in sommige boeken las, uitgebreid hun verontschuldigingen aanbieden aan hun prooi: het spijt me, dat ik je moet doden, maar ik moet ook eten. Dank je, prooi, dat je me toestaat je te doden.
Een band, tussen dader en slachtoffer. Een band van goede wil.

Het is wel veel van hetzelfde. Telkens weer wordt er gesproken over de hand opleggen. Een dier van het mannelijk geslacht, meestal. Het bloed, dat gesprenkeld moet worden. En waar het gesprenkeld moet worden. Dat er nooit bloed of vet mag worden gegeten. Het feit dat het spijsoffer altijd ongezuurd moet zijn.

Uiteindelijk komt er toch nog wat verandering. Want niet iedereen kan dat betalen, een stuk rundvee, of een stuk kleinvee. Dan mogen tortelduiven ook. Of twee jonge duiven.
En als ook daarvoor geen geld is, dan mag er meel geofferd worden. Want er moet wel geofferd worden. En het moet ook haalbaar zijn.

Dat mag ik wel, dat praktische.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten