zondag 8 februari 2015

Het tabernakel

God geeft heel precieze instructies voor zijn tempel: De ark, de tafel, de kandelaar, de tabernakel en het brandstoffenaltaar. Zo- en zoveel el van de andere stof, zoveel van het andere materiaal. En hij blijft daarover doorgaan, bladzijden lang.
Mozes, die op de berg is, komt af en toe van de berg af, en vertelt het volk van God's wensen.
Dat gaan we doen, zegt het volk, daar gaan we ons aan houden.
En dan vertrekt Mozes weer naar de berg. Dit keer voor veertig dagen en veertig nachten. Als dat maar goed gaat.
Oorspronkelijk is Mozes niet alleen. De oudsten van het volk en Aäron zijn bij hem. Maar uiteindelijk moet Mozes helemaal in zijn eentje de berg op, terwijl de anderen waken en wachten.
Dan beveelt God, dat er altijd olie moet zijn om een lamp in het tabernakel te laten branden. En hij wijst ook aan, wie daarvoor zullen moeten zorgen: Aäron en zijn zonen.
Voor dat alles is geld nodig. Ook dat heeft God voorzien. Er zullen heffingen moeten komen, van edelmetalen en van de fijnste stoffen.
Wat ik niet begrijp is, hoe de Israëlieten aan die grondstoffen zouden moeten komen.  Ze zijn net uit Egypte gevlucht, hoe komen ze eraan? Vooruit, ze hebben de Egyptenaren heel wat afhandig gemaakt. Maar zoveel?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten