dinsdag 10 februari 2015

Het gouden kalf

Wat een wraakzuchtig en apart verhaal.

God heeft tegen Mozes gezegd, dat Aäron en zijn zoons zijn priesters moeten zijn.
Maar als Mozes langer wegblijft dan verwacht, bouwt Aäron een gouden kalf voor het volk, dat ze onmiddellijk gaan aanbidden.
God ziet dan, en wil meteen het hele volk doden.
Mozes vraagt hem dat niet te doen, en niet zo wraakzuchtig te zijn.
God schaamt zich vervolgens. Mooi vind ik dat, een God die zich schaamt.
Vervolgens gaat Mozes naar beneden, ziet het Gouden Kalf, vergeet onmiddellijk dat hij God heeft gevraagd lankmoedig te zijn, gooit in zijn eigen woede de twee stenen tafelen die hij van God heeft gekregen kapot en ... straft.
Straft afschuwelijk. Hij laat de mensen nazitten, die hij verantwoordelijk acht. Drieduizend mensen op één dag gedood. Niet een heel volk, zoals God van plan was, maar wel veel, heel veel mensen.
En toch - toch gaat hij weer terug naar God. Ja, het volk heeft fout gehandeld, het volk heeft misschien niet beter verdiend, maar Mozes vraagt toch aan God het volk te sparen.

Van Aäron hoor je een tijdje niets meer. Behalve dan het gesprek dat Mozes met zijn broer heeft over het Gouden Kalf. 'Jij was zo lang weg, dat het volk me overhaalde ...'
Het is het verhaal van de appel in het paradijs in het kwadraat. 'Ik was het niet, zíj...'

God zegt nu, dat hij niet meer temidden van het volk zal verder trekken. Hij zou door zijn grootheid het volk kunnen verwonden. Mozes, die mag af en toe vlak bij hem komen. De rest niet.

Het volk schaamt zich en doet alles om weer bij Mozes in het gevlei te komen. Als Mozes met God gaat praten, staan ze bij hun eigen tent, eerbiedig toe te kijken. En als er gevraagd wordt om goud en stoffen, stromen ze toe. In zulke groten getale, dat er een halt aan wordt toegeroepen: er is genoeg.

Aan de andere kant: het is niet alleen in het gevlei willen komen. Ze werken samen, samen aan iets groots. Het tabernakel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten