woensdag 18 maart 2015

Namen, namen, namen

Het duizelt me van al de namen die nu voorkomen in Jozua 15-18. Ik was ook nog eens behoorlijk slecht in Aardrijkskunde. Voeg daar mijn slechte ruimtelijk inzicht bij en je begrijpt dat ik nauwelijks weet waarover het gaat als ik die hoofdstukken lees.
Gelukkig komt er nog iets anders tussendoor: de stam van één zoon van Jozef klaagt tegen Jozua, dat ze te weinig hebben. 'Ga er maar zelf iets bij veroveren,' is ongeveer diens reactie. 'Er zijn genoeg wouden, dan heb je ook genoeg hout om te kappen.'
Ze druipen af.
Dan maant Jozua de andere stammen het land eindelijk eens te verdelen. Hij stuurt er zelf maar mannen op uit om de situatie in ogenschouw te nemen en het land op te delen in zeven delen. Drie mannen uit iedere stam, die de stammen zelf hebben mogen aanwijzen, dat dan weer wel. En als de mannen terug zijn, bepaalt Jozua dan door het lot wie welk deel krijgt.
En weer komen de namen langs, van de steden en dorpen in de stam van Benjamin. Jebus, Jeruzalem, Jozua 18:27-28. Hé, wacht eens, dat had ik toch eerder gelezen? Ja hoor, daar staat het, de Jebusieten, Jeruzalem, voor de stam van Juda. Jozua 15:8. En 63. Daar staat, dat de Judeeërs er niet in slaagden de Jebusieten te verdrijven, zodat Jebusieten en Judeeërs gezamenlijk in Jeruzalem woonden.

Dat wordt dus een vraag voor de Bijbelgroep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten