dinsdag 17 maart 2015

Dood aan de koningen

Het Beloofde Land kan maar niet zomaar ingetrokken worden. Het moet veroverd worden. Een aantal koningen vormt een verbond en trekt gezamenlijk tegen Jozua en de zijnen op.
Maar ze verliezen. Ze vluchten. Velen worden gedood, maar de koningen weten te ontkomen.
Maar niet voor lang. Verspieders weten ze te vinden: ze hebben zich verstopt in spelonken.
Dat deed mij meteen denken aan Saddam Hoessein, die zich had verstopt in een gat in de grond en daar na maanden werd gevonden.

De koningen worden uit de spelonk gehaald en naar Jozua gebracht. Jozua doodt ze alle vijf, spietst ze op palen en laat ze aan het einde van de dag weer in de spelonk leggen. Er worden grote stenen voor gerold. En die zijn er ten tijde van het schrijven van dit stuk van de Bijbel nog steeds.

En dan komen de lijsten. Wat Jozua allemaal inneemt. Wie de verslagen koningen zijn. Welke streken nog veroverd kunnen worden. Hoe het Overjordaanse wordt verdeeld. Hoe Kanaän wordt verdeeld.
Het duizelt me.

En wat Kaleb kreeg. Kaleb, de enige trouwe verkenner, die meer dan veertig jaar geleden meende dat Kanaän kon worden ingenomen.

Eén vraag kwam tijdens het lezen bij me op: God had Kanaän aan de Israëlieten beloofd. Waarom kreeg een aantal stammen dan toch nog een deel dat daar tegenover lag, het Overjordaanse?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten