dinsdag 10 maart 2015

50

Mijn vijftigste blog alweer.
Ik had het eerder op de website van de Bijbeluitdaging 2015 willen zetten. Na één maand. Maar toen was het net vakantie. En een beetje bekendheid vond ik toch wel leuk.
De 50e blog vond ik ook wel een mooi moment.

Mijn bedoeling was om persoonlijk commentaar te leveren op wat ik las in de Bijbel.
Te vaak werd het een op geheel eigen wijze navertellen. Dat is jammer. Maar gelukkig heb ik nog veel kansen.

Vandaag heb ik weer verder gelezen in Deuteronomium, hoofdstukken 17-19.
Er wordt verteld over de inkomsten van priesters en Levieten. Die delen niet mee in de erfenis van het volk Israël. Ze worden onderhouden door de andere stammen. En, daar hebben ze niet zelf over kunnen beslissen. Hoewel het ongetwijfeld een hele eer is, de uitverkoren stam van het uitverkoren volk, kan ik me zo voorstellen, dat je als Leviet misschien iets anders zou willen. Dat is dan jammer. Er staat ook heel wat tegenover: de andere stammen worden verondersteld in jouw levensonderhoud te voorzien: je krijgt van hun offers, je krijgt van hun eerstelingen.

God veroordeelt opnieuw krachtig alles wat ook maar naar waarzeggerij riekt. Interessant vind ik, dat Mozes zichzelf hier profeet noemt: 'Een profeet uit uw midden, uit uw broederen zoals ik ben.' (Deuteronomium 18:15).  En hij gaat tekeer tegen valse profeten. Gelukkig is er een middel om te achterhalen of iemand een valse profeet is:
als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (Deuteronomium 18:22)

Dat vind ik ook zo mooi: 'gij zult voor hem niet vrezen.' Kennelijk zegt de profeet alleen maar nare dingen, zaken die de mensen bang maken. Maar zodra je ontdekt hebt, dat de profeet vals is, hoef je ook niet meer bang te zijn voor hem.

Opnieuw komen de vrijsteden ter sprake, in Deuteronomium 19:1-13. Ik vind het een mooi, en tegelijkertijd ook droevig idee. Als je iemand echt, echt per ongeluk hebt gedood, mag je vluchten naar een vrijstad. Je wordt dan niet gedood.
Dat is het mooie.
Maar: je mag die stad nooit meer uit. En, als je dat toch doet, mag degene die de dode zou moeten wreken, de bloedwreker, je alsnog doden.
Dat is het droevige. Je hebt het echt niet expres gedaan. En toch moet je er de rest van je leven voor boeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten