maandag 16 maart 2015

List en bedrog

Het gaat al bijna meteen niet goed in het beloofde land. Jericho is wel ingenomen, maar als Jozua zijn mannen de stad Ai wil laten innemen, gaat het mis. De verkenners denken, dat de stad gemakkelijk ingenomen kan worden, er worden te weinig soldaten naar Ai gestuurd en ze worden smadelijk op de vlucht gestuurd.
Jozua verscheurt zijn kleren, werpt zich op de grond en roept dezelfde dingen tegen God die de Israëlieten vroeger ook riepen: Waarom hebt U ons de Jordaan laten overtrekken, als we hier door de vijand verslagen worden?
Ga eens staan, antwoordt God, waarom lig je daar op je gezicht?

Die vond ik wel leuk.

Het wordt al snel duidelijk: tegen de instructies in heeft iemand toch zaken buitgemaakt in Jericho. En dan wordt de schuldige langzaam maar zeker ingesloten.
Eerst moet het hele volk aantreden, dan één bepaalde stam, dan één van de geslachten, dan één familie. En zo komen ze uiteindelijk aan bij de schuldige. En die wordt zwaar gestraft: Hij wordt gestenigd. Maar niet alleen hij wordt gestraft, nee, zijn hele gezin en have, vrouw, kinderen en vee, worden verbrand.
Ik heb me gisteren voorgenomen de Bijbel niet al te letterlijk te nemen, maar het blijft moeilijk.

Zodra de schuldige zijn gerechte straf heeft ondergaan, kan de stad Ai alsnog worden ingenomen. Jozua en zijn mannen doen alsof ze opnieuw de stad aanvallen en doen alsof ze opnieuw op de vlucht gaan. Ondertussen heeft een groot deel van zijn mannen zich in een hinderlaag gelegd achter de stad. Het plan werkt prima. De hele stad Ai jaagt bloeddorstig achter Jozua en zijn mannen aan. En als al de mannen uit de stad zijn, komen de mannen van Jozua binnen. Zij steken de stad in brand. Ondertussen keren Jozua en zijn mannen zich om. En doden de mannen van Ai. Op de koning na. Die doden ze wat later. En spiesen hem op een paal.

Om dit alles te vieren bouwt Jozua een altaar voor God, schrijft op de stenen van dat altaar een afschrift van de wet van God en leest het aan het volk voor, precies zoals Mozes in zijn laatste dagen bevolen had.

En dan blijkt, dat de Israëlieten niet de enigen zijn die listig kunnen zijn.
Het volk van Gibeon wil niet dood. Ze gaan naar de Israëlieten, doen alsof ze van ver komen en sluiten een verbond met de Israëlieten. Te laat komen die erachter, dat het mensen zijn, die vlak bij hen wonen. Jozua straft ze: ze zullen voor zijn volk waterputters en houthakkers moeten zijn.
Het volk van Gibeon heeft daar geen problemen mee: ze leven tenminste nog.

Zo blijkt maar weer eens, dat ook het volk van God niet altijd de wijsheid in pacht heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten