maandag 11 mei 2015

Tegenwerking

Gisteravond en vanavond las ik iets verwarrends in Ezra 4:
De Israëlieten hebben in Ezra 1 toestemming gekregen van Kores, de koning van Perzië, om naar Israël terug te gaan. In feite zijn ze zelfs teruggestuurd. (Ik vermoed dat het te duur werd om hen te onderhouden, maar daar hebben we het nu niet over). Ze krijgen zelfs geld en kostbaarheden mee om de tempel weer op te bouwen.
En dan, in Ezra 4, komt er een kink in de kabel: 'de tegenstanders van Juda en Benjamin' horen dat de ballingen een tempel bouwen. Ze bieden aan mee te helpen en worden geweigerd. Ik heb het opgezocht: de tegenstanders zijn de volkeren die in het Heilige Land kwamen wonen na de ballingschap. De Samaritanen, die nooit volwaardig geacht werden, hoe hard ze ook hun best deden God te vereren. (Ik verheug me al op het stuk in het Nieuwe Testament over de barmhartige Samaritaan, maar dat ook al terzijde). En de Samaritanen worden zo boos over de weigering, dat ze gaan klikken bij de nieuwe koning van Perzië, Arthahsasta: weet u wel, hoe zij altijd tegen uw volk gestreden hebben? Gevaarlijke mensen zijn het. De koning van Perzië luistert naar hen en geeft bevel dat de bouw onmiddellijk moet worden gestaakt.
Wat interessant is, want ik heb bij een Bijbelproject over Esther in mijn katholieke gemeenschap nu net geleerd, dat je een wet van Meden en Perzen niet kunt herroepen. En hier lijkt dat wel te gebeuren.
En dan komt er een nieuwe koning in Perzië, Darius. Die heeft nog niets toegezegd, maar de Judeeërs beginnen maar alvast te bouwen. De stadhouders van het gebied er vlakbij komen eens een kijkje nemen en vragen waarom de Judeeërs denken, dat ze al mogen bouwen.  De Judeeërs hebben de profeten om ze bij te staan, en dat blijken historici te zijn die aardig op de hoogte zijn van voorgaande gebeurtenissen. De stadhouders doen verslag bij koning Darius, die laat het uitzoeken en jawel, het mag inderdaad.


Welles - nietes - welles.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten