donderdag 14 mei 2015

Slavernij en schulden

Toch wel fijn, als je iets terug kunt zoeken.
Toen ik vanavond Nehemia 5 las zei ik tegen mijn vriend: de Joden mòchten niet eens slaven uit hun eigen volk nemen.
Toen ik het ging terugzoeken bij Deuteronomium, bleek het iets anders te zijn: In Deuteronomium 15:12-13 staat, dat je landgenoot zich aan jou mag verkopen. Je moet die landgenoot dan wel vrijlaten na zes jaar. En dan moet je hem, of haar, ook nog eens een aantal zaken meegeven: kleinvee, graan, wijn, zaken, waarmee God je gezegend heeft.
En ik betwijfel, of die zes jaar reeds verlopen zijn.

Maar, Nehemia vindt het volkomen onterecht dat de rijken hun armere landgenoten kopen. Hij vindt dat je dat niet doet, iemand van je eigen volk in slavernij nemen. En, wat hem ook ergert: deze mensen zijn vaak vrijgekocht van de Perzen, en nu zouden ze ook nog eens van hun landgenoten moeten worden teruggekocht? Nehemia dacht het toch niet. Hij geeft het goede voorbeeld en scheldt de schulden kwijt die zijn landgenoten bij hem hebben. Hij roept zijn rijke landgenoten op alles wat hun armere landgenoten hen als onderpand hadden gegeven terug te geven. Inclusief de rente. Zijn rijkere landgenoten kunnen nu niet terug en zeggen dat ze zullen doen zoals Nehemia gezegd heeft.
Nehemia vertrouwt ze toch niet helemaal en haalt er de priesters bij. De rijkere landgenoten zweren het nu nog eens aan de priesters.
En om iedereen helemaal van de ernst van de situatie te overtuigen, staat Nehemia op, schudt zijn mantel uit en zegt:
Zó zal God iedere man die dit woord niet gestand doet, uitschudden uit zijn huis en uit zijn bezit en zó zal hij uitgeschud en leeg zijn.
 Daar kan het volk slechts 'Amen' op zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten