zaterdag 24 januari 2015

Noach en de zondvloed

Als klein meisje zat ik regelmatig onrustig voor het raam. Het regende, en het bleef maar regenen. Ik wist wel, dat God Noë beloofd had, dat er nooit meer een zondvloed zou komen. Maar wat, als hij zich nou had bedacht? Wat als hij ons mensen zo slecht vond, dat hij ons toch maar dood maakte?
Gelukkig heeft God zich, in ieder geval hier in Nederland, altijd aan Zijn afspraak gehouden. Er waren wel grote overstromingen, zeker. En ze zetten zelfs hele provincies onder water.
Maar geen heel land. Er bleven altijd meer mensen over dan één man met zijn vier zoons en hun vrouwen.

Later, toen ik, allang volwassen, door het Noorderpark reed bij Leeuwenborg in Groningen, zag ik soms een fantastische regenboog. Er was niemand om me heen (jaaa, ik ben een lafaard) en ik barstte dan in jubelzang uit: 'Dank u, voor deze nieuwe morgen, Dank u, voor deze nieuwe dag, Dank u, dat ik met al mijn zorgen, Bij u komen mag'.
Heerlijk, het gevoel is er nog steeds nu ik, iets van twintig jaar later, dit schrijf.

En vanavond las ik het dus weer. Over het getal zeven had ik gelezen in mijn Facebook groep. Nu wist ik wel dat het getal zeven belangrijk is in de Bijbel, maar in dit verhaal heb ik het dus altijd gemist. Het komt ook maar één keer voor. En aangezien de Bijbel veel herhaalt en dit niet, is het gemakkelijk het over het hoofd te zien.
Maar niet de woede. De woede van God, dat de mens niet doet zoals Hij wil. Hij heeft de mens dan wel een vrije wil gegeven, maar er zijn grenzen. Grenzen, die de mensen met voeten hebben getreden. Alleen Noach (ik heb een protestantse Bijbel, geen katholieke), die mag blijven.
En Noach accepteert dat. Vraagt hij God niet, of Hij ook andere mensen wil sparen? Ik kom het niet tegen. Elders in de Bijbel gebeurt dat wel. Hier niet. Noach bouwt de Ark, neemt zijn vrouw, hun zoons en de vrouwen van die zoons mee, ook nog een hele hoop dieren, en vertrekt.
En dan komt de regen. En het houdt maar niet op. Dagen, nachtenlang. Al maar door. En eindelijk, eindelijk wordt het schip, dat op land stond, opgeheven. En eindigt zelfs op een berg.
Zo groot was de overstroming.

Ik heb ooit gelezen, dat God Zich later schaamde. Schaamde, dat Hij zo boos was geworden. Dat Hij zo'n enorme vernietiging had veroorzaakt. Dat heb ik altijd een mooi idee gevonden.

Iets verderop in Genesis verdwijnen al die vrouwen. Noach bedrinkt zich, trekt zich dronken terug in zijn tent, wordt daar gadegeslagen door één van zijn zoons, Kanaän, die het meteen aan zijn broers gaat vertellen, die hun maatregelen nemen. Als Noach hoort dat Kanaän hem bespiedt heeft, vervloekt hij hem, zijn eigen zoon.
Maar waar zijn de vrouwen in dit verhaal? Eten koken? Eten verzamelen? Geen woord meer over ze.

Nakomend: ik zag vanmiddag pas (25-1), dat Kanaän de jongste zoon is van Cham. En Cham is degene die zijn vader bespiedt in de tent.  Cham is de jongste zoon van Noach. En Noach vervloekt daarop de jongste zoon van zijn jongste zoon. Maar, waarom vervloekt Noach niet zijn jongste zoon zelf?
Kan het een verschrijving zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten